Teksten
- Johannes 15:8-14
- 2 Samuel 5:6-9
- 2 Samuel 9:1-13
Video:
https://youtu.be/mFeczeKGwpA
Inleiding
Graag wil ik jullie meenemen in het verhaal over David en Mefiboset, zodat we samen proberen te ontdekken wat daar nou mogelijk gebeurd zou kunnen zijn. Als we ervaren wat deze personages hebben ervaren en wat voor lessen zij uit de gebeurtenissen trokken, kunnen we een vertaalslag maken naar onze tijd om te kijken wat dit verhaal nu voor ons zou kunnen betekenen.
Laten we beginnen bij David. Ik wil jullie vragen hem in te beelden als iemand die in het donker staat en uitkijkt over de stad. Hij is verzonken in gedachten en kan die nacht niet slapen. Hij is inmiddels koning en Judea, het zuiden…, en Israël, het noorden liggen aan zijn voeten. Hij staat in het paleis dat hij ooit van de Jebusieten had veroverd. Hij heeft gewonnen, hij heeft zijn 'gloria'. Maar toch slaapt hij niet gerust. Het paleis voelt als een gevangenis. Hij verlangt terug naar vroeger. Hij verlangt terug naar zijn vroege tijd in Sauls leger. Daar sliep David onder de sterren en was hij niet omgeven door de muren van zijn paleis, maar door de natuur. In die omgeving werd hij gewaardeerd om zijn muziek. In die omgeving werd hij voor het eerst gezien om zijn kracht in de overwinning op Goliath. In die tijd was hij nog goed bevriend met de familie van Saul. Het was een tijd van verwondering en vriendschap.
Jonathan, de zoon van Saul, was een van de mensen die David bewonderde. David en Jonathan werden goede vrienden en sloten zelfs een vriendschapsverbond met elkaar. Daarbij beloofde David de familie van Jonathan te beschermen, wat er ook zou gebeuren. Jonathan bleef trouw aan David juist toen er een conflict ontstond tussen zijn vader Saul en zijn goede vriend David. Jonathan viel zijn vader niet af voor David. Nee, Jonathan bleef trouw aan zijn vader Saul tot in de dood. Ze stierven zij aan zij op het slagveld. Jonathan probeerde meerdere malen te onderhandelen, te ‘mediaten’, vrede te stichten tussen zijn vader Saul en zijn vriend David. Jonathan maakte het verbond tussen hem en David waar. Hij was een man van zijn woord. Saul en Jonathan kwamen om in de strijd. En David streed door totdat het hele land aan zijn voeten lag. In die strijd om het land te veroveren, komt David op gegeven moment aan bij Jeruzalem.
Jebusieten, lammen en blinden
In Jeruzalem woonde nog geen Hebreeërs, maar Jebusieten. De stad van de Jebusieten was zo versterkt, dat de Hebreeërs niet in staat waren haar door haar te bestormen in te nemen. Toch verlangde David naar het veroveren van de stad. Het was politiek gezien een slimme greep van David om Jeruzalem tot hoofdstad te kiezen van zijn Verenigde Koninkrijk. Het behoorde tot geen enkele stam en in die zin was het politiek neutraal. David kon vanuit die stad als neutrale koning boven de partijen, boven de twaalf stammen regeren.
Zoals gebruikelijk bij sommige steden in de oudheid, leefden de mensen met een beperking buiten de stadsmuren. Ze werden beschouwd als minderwaardig, een zwaktebod, als slachtoffers van een kwaad lot. Ze werden liever buiten beeld gehouden. Wat men niet weet wat men niet deert, uit het oog uit het hart. Ook de Jebusieten waren zo. Ze werden 'er liever niet mee geconfronteerd'.
David was niet anders, althans niet op dat moment. Misschien had hij het na al die bewondering voor zijn muzikaliteit, zijn fysieke kracht en zijn militaire successen het een beetje hoog in zijn bol gekregen. Schoonheid en kracht was nu zijn standaard. Iedereen om hem heen moest aan diezelfde standaard voldoen. Er was geen plaats meer voor kwetsbaarheid in de nabijheid van Koning David. En van de muren van de stad roepen de Jebusieten ‘Je komt er niet in David, David komt er niet in’. En anders 'houden de blinden en de lammen je wel tegen'.
Maar David heeft al een plan, de briljante militaire strateeg die hij is. Hoelang kan je als mens zonder water? Niet zo lang hoor. Hij droogt de Jebusieten uit door de watertoevoer naar de stad af te snijden. Er was namelijk een ondergrondse watergang die de verbinding vormde tussen de belangrijkste bron buiten de stad en de stad zelf. En terwijl hij dat plan in zijn hoofd heeft, roept hij over de hoofden van de blinden en lammen terug naar de Jebusieten op de stadsmuur: ‘Wat die lammen en die blinden betreft, die veracht ik uit de grond van mijn hart!’
David was een rolmodel voor zijn manschappen en die hoorden natuurlijk wat hij zei. Zijn soldaten zouden het doorvertellen aan heel het land. En de schrijver van 2 Samuel vertelt ons dat Davids uitspraak werd verheven tot een gezegde. ‘Daarom zegt men: Lammen en blinden, die komen het huis niet in’. Davids huis niet, het huis van de soldaten niet, het huis van de bevolking die het gezegde hoorde ook niet. Ook bij de Hebreeën waren mensen met een beperking niet langer welkom. Laat ze maar buiten beeld blijven, buiten de poorten van de steden.
Machir en Mefiboset
In 2 Samuel lezen we over een Machir. Machir leefde in Lo-Debar. Lo-Debar betekent verschillende dingen. ‘Geen vruchtbare grond’, of ‘geen woord’ of ‘geen communicatie’. Lo-Debar was waarschijnlijk een woestijnachtige streek waar niet over gesproken werd. Machir was mogelijk een oude Saul-loyalist, iemand die loyaal was aan het oude koningshuis. Hij leefde een afgezonderd leven in Lo-Debar en had daar de zorg voor Jonathans zoon Mefiboset op zich genomen. Machir had gehoord van een ongeluk. Toen Saul en Jonathan waren omgekomen in de strijd was de voedster van Mefiboset met hem op de vlucht geslagen. Ze had het kindje laten vallen en daardoor had het een verlammende beperking van zijn benen opgelopen.
Machir geloofde niet dat de handicap het lot van het kindje was, of een straf voor de zonde van zijn voorouders. Het was gewoon een stom ongeluk en Mefiboset was de dupe. Machir zal gezegd hebben, ‘geef het maar aan mij’. 'Ik zorg wel voor het kleinkind van koning Saul'. 'Het maakt me geen bal uit of het een lichamelijke beperking heeft of niet'. Machir zei niet tegen zichzelf ‘Lammen en blinden komen het huis niet in’ en als hij de uitspraak van David had gehoord, dan had hij waarschijnlijk zoiets gezegd als; die David geeft alleen maar om schoonheid en lichamelijke kracht. Ik, hier in Lo-Debar, weet wat het echte leven is.
Siba haalt Mefiboset
Maar op een dag staat er een oude bekende van Machir voor de deur. Het is Siba. Siba was een dienaar van Saul. ‘Wat doe je hier Siba?’ 'Ik kom voor de zoon van Jonathan'. 'Ik heb overal gezocht naar de overgebleven familie van Jonathan'. 'Koning David wil hem spreken'. En Machir twijfelt. Hij wist wat er in het Midden-Oosten gebeurde met nakomelingen van oude koningshuizen. Die werden een kopje kleiner gemaakt, zodat ze later geen beroep konden doen op het koningschap.
'Siba, luister, Koning David hoeft zich geen druk te maken om de zoon van Jonathan, bovendien zou hij in zijn hoedanigheid niet eens welkom zijn in het huis van David'. ‘Maar waarom dan niet’, zou Siba zich hebben afgevraagd? …Want hij is verlamd. En Siba zal even geschrokken zijn. ‘Lammen en blinden komen het huis niet in’.
Siba zal zijn teruggekeerd en zal het David hebben voorgehouden. 'Ik heb hem gevonden, de zoon van Jonathan, maar hij is kreupel, verlamd aan beide benen'.' Weet u het zeker, u had toch gezegd, eh, lammen en blinden die...'. En misschien heeft David geïrriteerd gereageerd: 'ja haal hem op bij deze Machir, want ik heb aan Jonathan beloofd te zorgen voor zijn familie'. En Mefiboset werd opgehaald bij Machir en voorgeleid aan David.
Mefiboset voor David
Mefiboset zal geen hoge verwachtingen hebben gehad van de concurrent van zijn grootvader Saul. En het zal geen pretje zijn geweest om zijn krukken langs de oordelende blikken door de wandelgangen van Davids paleis te slepen. Mefiboset wist dat David een keiharde was met een hekel aan lammen.
‘Ik ben uw dienaar heer’, zegt Mefiboset voorzichtig. En David, die enkele avonden geleden zo terugverlangde naar een tijd van vriendschap ziet in deze beschadigde jongeman het gezicht van Jonathan, zijn beste vriend. En David zegt: ‘Wees niet bang, ik zal je goed behandelen, ik heb het je vader beloofd. Voortaan ben je mijn gast.’
Mefiboset reageert niet verbitterd. Hij zegt niet: ‘Toen ik dat ongeluk kreeg was ik vijf, nu ben ik twintig, had je er vijftien jaar voor nodig om me te vinden? Had je er vijftien jaar voor nodig om je belofte aan mijn vader Jonathan te herinneren?' Hij zou groot gelijk hebben gehad! Maar dat doet hij niet. Mefiboset zegt: ‘Wie ben ik heer, dat u zich bekommert om een dode hond als ik?’ En David deinst terug. Een dode hond... Dode honden werden voor de Hebreeërs vermeden uit de grond van hun hart. Want die waren dubbel onrein! 'Mefiboset kent mijn uitspraak over de lammen en de blinden. Hij denkt dat ik hem veracht. Hij denkt dat ik hem ook buiten de stadmuren en buiten mijn huis wil houden.'
En David denkt; hoe kan ik dit goedmaken. En hij roept Siba, de dienaar van Saul. En David zegt: ‘Alles wat aan Saul en zijn familie behoorde, geef ik aan Mefiboset. Bovendien is Mefiboset voortaan aan mijn tafel te gast. En zo werd Mefiboset aan het hof opgenomen en behandeld als een van de koningszonen. Dat betekent dat hij lekker werd verwend en er goed voor hem werd gezorgd.
God confronteert
God confronteert David op een pittige manier met het vriendschapsverbond dat David ooit met Jonathan had gesloten. Mefiboset betekent ‘verdrijven van schaamte’ en dat is precies wat hier gebeurt. Vriendschap verdrijft schaamte. Vriendschap vereist de bereidheid om je te laten verassen, want God laat zich nooit op een voorspelbare manier zien. Hier schemert al iets door naar Gods omzien naar de hongerigen, de vreemdelingen, de zieken en de gevangenen die volgens Jezus door de ‘rechtvaardigen’ onvoldoende bezocht werden. God zegt eigenlijk tegen David: ‘Je voelt je wel eens eenzaam in je paleis op zo’n donkere avond? En dan verlang je terug naar vroeger? Ik zal je iemand geven die nog veel eenzamer is dan jij, iemand die nog iets van je krijgt uit een belofte van vroeger. Ik zal je verassen met de zoon van je beste vriend, en hij wordt ook jouw vriend'.
Hij leeft in een dorren streek waar niet over gesproken wordt. Een plek waar David even dacht dat mensen met een beperking thuishoorden. Totdat mensen met een beperking een gezicht krijgen. David krijgt niet Jonathan terug, maar een “verachtte lamme” met het gezicht van zijn beste vriend. Voor David was dat een gezicht waar hij veel om gaf en een gezicht dat hem hopelijk leerde te geven om de mensen met een beperking in zijn samenleving. Hopelijk leerde dit hem iets over wat voor soort heerser hij moest zijn voor zijn samenleving.
Vertaalslag naar nu
Hopelijk leert het verhaal ons iets over het nadenken over de omgang met mensen met een beperking. Ziekte of een beperking mag een persoon nooit buiten de menselijke gemeenschap plaatsen. Integendeel. De gemeenschap moet aanwezig zijn voor de zieken en de beperkten, zelfs en juist als ze lijden. Onze kerk weigert zich door lijden van elkaar te laten vervreemden. De kerk is geroepen om aanwezig te zijn bij mensen die lijden, omdat in de kerk geleerd wordt dat God altijd met hen is. Het kan niet zo zijn dat Gods aanwezigheid niet zichtbaar wordt doordat de mensen die Zijn Koninkrijk vertegenwoordigen afwezig zijn.
Vanwege Gods trouw wordt van ons verwacht een gemeenschap te zijn die heeft geleerd aan elkaar trouw te zijn, doordat we bereid zijn om met onze kwetsbaarheden bij elkaar aanwezig te zijn. We zijn een gemeenschap die niet bang is om onze beperkingen te noemen en in herinnering te roepen dat we zelf gebroken zijn. En daardoor gaan we niet alleen uit van schoonheid en fysieke kracht, zoals David voor een tijd deed, maar worden we ook geoefend om het lijden in de wereld onder ogen te durven komen. Zonder weg te lopen, zonder het te verachten, zonder het naar de buitenkant van ons huis en de buitenkant van onze stad te verdrijven.
Ik herinner me dat ik eens zat te lunchen met wat mensen en er kwam iemand van onze leeftijd een bedrijfsrestaurant inrijden. We konden duidelijk zien aan de dunne beentjes van deze persoon dat het iemand met een definitieve beperking was. Misschien was een dwarslaesie, een beschadiging aan de rug, waardoor de benen al lang verlamd waren en het spierweefsel was geslonken. Een kennis zei: Het blijft raar dat ‘zulke mensen’ hier werken. Dus ik vroeg: ‘waarom?’ En die kennis zei; ja het is toch naar om geconfronteerd te worden met zulke zwakte… Dat was nota bene iemand die veel te spreken was over diversiteit en inclusiviteit. Hoe komt het nou dat mensen zulke belangrijke waarden als inclusiviteit kunnen stellen, zonder die uit te dragen als het moment daar is om daadwerkelijk een divers persoon op te nemen?
Mensen met een beperking vormen een bedreiging voor de westerse wereld, omdat ze in hun hulpbehoevendheid de allesoverheersende waarden van individuele vrijheid en autonomie onder kritiek stellen. In een wereld waar ook concurrentie en ambitie centraal staan, zijn het waarden als autonomie die juist mensen met een beperking uitsluiten. In de verzorging van onze mensen met een beperking worden ze niet zelden afgezonderd van het publieke leven. Of we zorgen ervoor dat deze mensen überhaupt niet geboren worden om hen maar te beschermen tegen deze wereld ‘waarin ze nooit kunnen meedraaien’, zoals dat dan wordt gezegd.
Mensen met een beperking, mensen zoals Mefiboset, zijn profeten in deze wereld. Ze herinneren ons eraan dat we niet autonoom, individu en ambitieuze concurrent zijn. Ze herinneren ons eraan dat we afhankelijk zijn van God, van ons gezin, van onze vrienden en van onze gemeenschap van mensen, die mogelijk vrienden van elkaar kunnen worden. Het leven is een geschenk. Het is maar gedeeltelijk maakbaar. Je kan zomaar buiten je schuld om door je voedster op vijfjarige leeftijd op de grond vallen en verlamd raken. En vervolgens wordt je tegen wil en dank als voorbeeld gesteld voor dat er niet zoiets is als controle en maakbaarheid in het leven. Mefiboset is zo’n voorbeeld. Mefiboset herinnert ons eraan om mens te zijn. Maar dat niet alleen. Mefiboset herinnert ons eraan dat ‘vriend zijn’ ook zorgzaamheid, kwetsbaarheid en soms zelfs een beetje afhankelijkheid omvat.
Davids beperkte inlevingsvermogen
De gebreken van mensen met een beperking wijzen ook op de beperking van ‘gezonde mensen’ die geconfronteerd worden met de beperkingen van hun inlevingsvermogen. Ook David zag zich geconfronteerd met de beperkingen van zijn inlevingsvermogen toen hij oog in oog stond met de lamme Mefiboset. Eigenlijk was David maar een onzeker mens. Hij was zo bang voor lichamelijk lijden, dat hij de aanwezigheid van lammen en blinden probeerde te vermijden. En op die manier kon hij de beperkingen van zijn inlevingsvermogen negeren. David dacht misschien wel eens dat hij eenzaam was in zijn paleis, maar door Mefiboset leerde hij dat hij van een lamme moest leren vol te houden en om te gaan met lijden. Bovendien leerde ook David dat vriendschap zorgzaamheid omvat.
Machir, de man die wel naar Mefiboset had omgezien, zei: Lammen en blinden, die komen mijn huis wel in! Hij wist dat alleen door samen te leven met mensen met een beperking we onze gebrekkigheid aan inlevingsvermogen kunnen overwinnen. Machir was de vriend van Jonathan en Mefiboset toen David dat niet was.
Uitleiding
Door wat God in Jezus heeft gedaan, kunnen wij vrienden zijn met iedereen die om onze vriendschap verlegen is. Laten we zeer terughoudend zijn met ook maar iemand te verachten vanwege wat hij of zij in onze ogen is. Het zou wel eens de vriend of vriendin kunnen zijn die God op ons pad brengt om vriendschap te geven en te ontvangen. Gods karakter werd mens in de persoon van Jezus de Messias. Hij zag ook naar ons uit ondanks zijn grootheid, schoonheid en kracht. Het was voor God geen probleem om een hand naar ons uit te strekken, een vriend te zijn terwijl Hij veel mooier en krachtiger dan ons is. We blijven in zijn liefde door net als Jezus diezelfde beweging te maken, door lief te hebben zoals ook Jezus heeft liefgehad.
De vroege christenen realiseerde zich dit en maakte het oprichten van anderen hun taak. Ze zorgden voor ten vondeling gelegde kindjes, zorgden voor mensen met een beperking, voor de wezen en weduwen, ze richtten ziekenhuizen op en namen ook eenzame ouderen hartelijk op in hun gemeenschappen. En de kerk groeide en groeide, want de - op de oppervlakte - mooie en krachtige Romeinen… wisten niet hoe zij met hun gebrek aan inlevingsvermogen moesten omgaan. De vroege christen wist dat wel. En hun vreugde was volkomen. Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden. Voor welke verassende vriendschap dan ook.
Amen.