(5/10) God uitbeelden

Gepubliceerd op 3 mei 2019 om 17:00

Terwijl ik een nieuwe column schrijf, ben ik in Oostenrijk. Oostenrijk heb ik altijd al een prachtig landschap gevonden, omdat het een combinatie kent tussen ruwe wildernis en gecultiveerd graslandschap. Genesis begint ook met een dergelijke combinatie. In de ruwe wildernis van de aarde worden de eerste mensen neergezet in een ommuurde tuin, althans zo doet het originele Hebreeuws vermoeden.

 

De eerste mensen worden geschapen naar het ‘beeld van God’. Voor de tijd waarin het scheppingsverhaal is opgeschreven, was dit nogal een statement. Voorheen werd ‘beeld van God’ alleen gebruikt voor Assyrische en Egyptische – niet zelden tirannieke – alleenheersers. In de onderliggende boodschap zegt God ‘nee’ tegen onderdrukking en geeft Hij ‘power to the people’.

 

God doet deze eerste mensen wel een klemmend verzoek. Hij vraagt ze om gezinnen en gemeenschappen te vormen die zich gezamenlijk inzetten voor het onderhoud van de schepping en hun dagelijkse voedsel; de gewassen en de vruchtdragende bomen (Gen. 1:26-29).

 

Het beeld van God kan worden gezien als een rol, waarbij de mens God uitbeeldt of vertegenwoordigt in de schepping. Daarbij wordt de aanwezigheid van God zichtbaar in de gemeenschap tussen de mensen en de manier waarop zij zijn tuin beschermen.

 

Met smachtend verlangen verwacht de schepping het in actie komen van de kinderen van God. Zij zijn geroepen om aan het beeld van Gods Zoon gelijkvormig te zijn, stelt Paulus (Rom. 8:19, 29). Onze roeping om God uit te beelden bestaat nog steeds.

 

Jezus geeft een definitieve betekenis aan dit beeld. Hij was geen tiran, maar een dienaar. Zijn bediening werd gemotiveerd door de aankomende wereld waarin de hele schepping zal genieten van een (h)echte gemeenschap. In die tijd zal Eden geen ommuurde tuin meer zijn, Eden is dan overal.