Deze week las ik drie tekstfragmenten die een gemeenschappelijke rode draad in zich droegen. Als eerst las ik Mattheus 20:5-8.
“En wanneer jullie bidden, doe dan niet als de huichelaars die graag in de synagoge en op elke straathoek staan te bidden, zodat iedereen hen ziet. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als jullie bidden, trek je dan in je huis terug, sluit de deur en bid tot je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. Bij het bidden moeten jullie niet eindeloos voortprevelen zoals de heidenen, die denken dat ze door hun overvloed aan woorden verhoord zullen worden. Doe hen niet na!”
Het woord dat in onze Nieuwe Bijbelvertaling is vertaald met ‘voortprevelen’ is in het Grieks βατταλογήσητε (battalogēsēte). Het betekent lege woorden uitspreken, stotteren, herhalen. βαττα in het Grieks heeft geen duidelijke betekenis. Het is het meest te vergelijken met ‘blabla’, of een imitatie van iemand die iets brabbelt. Onze Heer Jezus zal het tafereel van de heidenen mogelijk aan zijn discipelen hebben voorgedaan. ‘Βαττα, βαττα, βαττα’. Hij had het tafereel mogelijk eens gezien als Hij een bouwproject had in één van de Griekse steden in de buurt van Nazareth. Het brabbelen, het aan de werkelijkheid ontsnappende extasegebed van de heidense godsdiensten, Hij vond het maar leeg.
Bid tot God, maar betrek Hem hier, ‘down to earth’. Jezus geeft zijn discipelen vervolgens het gebed dat Johannes de Doper zijn discipelen leerde, het ‘Onze Vader’. Daarin bidden we voor de heiliging van Gods Naam, ons verlangen naar de komst van Gods Koninkrijk, dat zijn wil (onder andere door ons heen) wordt gedaan hier op aarde, dat we voldoende hebben om van te leven (en niet meer nemen dan we nodig hebben?), dat we ons genadig opstellen in onze interactie met andere schepselen, zodat God zich ook genadig opstelt naar ons (zie o.a. ook vers 14).
Ook las ik 1 Korintiërs 14. Paulus schrijft aan een gemeente waarin leden ook een belangrijke rol wilde toekennen aan de praktijk van γλῶσσα (glóssa), ‘taal’, in onze Bijbel vertaald met klanktaal. Ik vind het mooi om te lezen hoe Paulus hen met begrip tegemoet treedt, maar in de kern dezelfde boodschap als Jezus verkondigt.
Jaag eerst de liefde na. Streef vooral naar profetie (vers 1). Profetieën zijn opbouwende, troostende en bemoedigende woorden (vers 3). Profetie is ten bate van de gemeente (vers 4). Het is nuttig voor de gemeente (vers 5). Onverstaanbare klanken verdwijnen in het niets (vers 9). Daardoor blijven we vreemdelingen voor elkaar (vers 11). Zoek je naar geestelijke gaven? Streef er dan naar om uit te blinken in de opbouw van de gemeente (vers 12). Bid met je verstand (vers 15). Wees in je denken volwassen (vers 20). Voorkom dat buitenstaanders je gemeente krankzinnig vinden (vers 23). Hoort de buitenstaander de opbouwende, troostende en bemoedigende woorden? Dan zal hij erachter komen wat hem drijft en God in ons midden opmerken. (vers 25).
Opbouwende, troostende en bemoedigende liefde. Laat die woorden – en daden – maar galmen in de gemeenschap. Het lijkt de kern te zijn van het genadige Koninkrijk van God, dat ook in het gebed van Onze Heer Jezus en De Doper centraal staat. Het derde tekstfragment dat ik deze week las, sluit hierbij aan. Bonhoeffer schrijft dat wanneer wij zijn gescheiden van de mensen die we liefhebben, er niets en niemand is, die de leegte van die afwezigheid kan vullen.
“Probeer het maar niet, want het zal je nooit lukken. Aanvaard liever het gemis dat je is overkomen. Dat klinkt hard, maar het is ook een grote troost, want zolang de leegte werkelijk leeg blijft, blijf je daardoor met elkaar verbonden. Zeg niet: “God zal de leegte vullen”, want – geloof me – dat doet Hij niet. Integendeel: Hij houdt de leegte leeg en helpt ons om zo de vroegere gemeenschap met elkaar te bewaren, zij het ook in pijn.”
‘Voel je je eenzaam in de Corona-tijd? Ik bid wel voor je.’ God vult wel het gat in je ziel. ‘Nee!’, zegt Bonhoeffer. Die leegte is er niet voor niets. Wij snakken naar gemeenschap. Wij willen leven in dat opbouwende, troostende, bemoedigende, liefdevolle, genadige Koninkrijk van God…, toch? Onze Heer Jezus, de apostel Paulus en hun commentatoren zijn soms pijnlijk ‘down to earth’. ‘Batta’ en ‘glóssa’ in een gemeenschap introduceren waar nog eenzaamheid speelt, is leegte met leegte bestrijden. Wij mogen allereerst in een andere taal leren spreken. Dat is de taal van de liefde.