Vertaling en menswording

Gepubliceerd op 11 december 2018 om 22:51

Naar een tekst van Andrew F. Walls stelt zich in zijn tekst “The translation principle in Christian history” op het standpunt dat God een vertalingsproces gebruikt in het verlossingsplan met de mensheid. Hij betoogt dat de menswording van de Logos (het goddelijke Woord) als vertaalslag moet worden gezien. De Logos werd als het ware vertaald in een lichaam. Goddelijkheid werd vertaald in menselijkheid, alsof menselijkheid de ontvangende taal was. Daardoor stelt het christendom dat God is zoals Jezus was.

Belangrijk vind Walls om op te merken dat het Woord een persoon werd in een specifieke omgeving en binnen een specifieke etnische groep, op een specifieke tijd en plaats. De vertaling van het Woord in de mensheid gebeurde onder cultureel specifieke omstandigheden.

Paulus ziet dit breder wanneer hij voor Jezus het symbool van een tweede Adam gebruikt. Het is hierbij van belang dat Paulus dit symbool gebruikt wanneer hij een brief richt tot een multi-etnische groep. Hij vertaalt het verhaal van de Joodse Messias naar een universele context. Ik vermoed dat hij Adam als archetype uitkiest om het verlossingsplan zo inclusief mogelijk voor te stellen.

De vertaling van het goddelijke naar het menselijke gaf klaarblijkelijk de mogelijkheid voor nieuwe opvolgende vertalingen. Christelijke diversiteit is derhalve een noodzakelijk product van de menswording, aldus Walls.

Vertaling probeert de betekenis van de bron over te brengen binnen het systeem van de ontvangende taal. Iets nieuws wordt die taal binnengebracht en dat nieuwe element kan alleen worden begrepen in de termen van de ontvangende taal. Nieuwe vertalingen van het Evangelie nemen de woorden van en over Jezus naar een nieuw gebied, waarbij ze worden toegepast op nieuwe situaties, ideeën en gewoonten.

Het vertaalprincipe was reeds aanwezig in de Hellenistisch Joodse wereld van voor het christendom. Ongeveer 200 jaar voor Christus werden de Joodse geschriften in het Grieks vertaald in de vorm van de Septuagint. Dit had niet zozeer te maken met een Joodse missie naar de Grieken, maar met de ontwikkeling dat Grieks de eerste wereldtaal werd en nog maar weinig Joden Hebreeuws lazen of schreven.

Door deze ontwikkeling - de aanraking met het Joodse gedachtegoed - begon een conversie van de Griekse taal. De structuren van de taal werden op een nieuw pad gezet. De taal werd niet vervangen maar getransformeerd. Conversie kan worden gezien als een nieuwe oriëntatie. Het is een proces; het heeft een begin, maar geen einde. Vertaling lijkt in zekere mate op conversie.

Dit zien we terug in de omgang van Philo met de Septuagint. Zijn handelen geeft aan hoe vertaling en conversie met elkaar samenhangen. Als Hellenistische Jood was hij bekend met Plato en de Stoïcijnse schrijvers. Doordat de Thora was vertaald in het Grieks met ‘nomos’ of ‘wet’, konden Joden meedoen in het maatschappelijke debat over de natuur van de wet. Verder konden ze vanwege de Griekse vertaling Bijbelse concepten toepassen op Griekse concepten.

Een voorbeeld hiervan is het concept van de Logos. De Grieken meenden dat God zo zuiver geestelijk was, dat Hij geenszins kon communiceren met de stoffelijke wereld waarin wij leven. Daarvoor had Hij een beginsel dat tussen Hem en de stoffelijke wereld in als een schokdemper kon functioneren; de Logos. Philo accepteerde deze theorie en meende dat de personificatie van de goddelijke wijsheid uit Spreuken hetzelfde beginsel was als de Logos. Door het systeem van de ontvangende taal werd de God van Israël geïntroduceerd in het Griekse gedachtegoed.

Ook het vroege christendom was aangeraakt door het vertaalprincipe. Stephanus preekt in de tempel vanuit de Septuagint, een traditie wordt doorgezet door de vluchtende christenen naar de Grieks sprekende gebieden. De Griekse taal werd zo een voertuig naar de Messias. De culturele vertaling van het christendom naar de Griekse cultuur gaf het vroege christendom een nieuwe status en een nieuw doel. Het toepassingsbereik groeide van Joods naar universeel.

Justinus Martyr was geworteld in de toenmalige Griekse filosofie. Hij was onder de indruk van het antieke karakter van de Joodse geschriften die hij alleen kende via de vertaling van de Septuagint. De christenen hadden daardoor een vertaling van geschriften die ouder waren dan Socrates. Mozes schreef voordat Plato schreef. De Joodse geschriften kregen daardoor een nieuw doel en werden opgenomen in een nieuw universum van Hellenistisch gedachtegoed.

Justinus blijft echter filosofie geven, want, zo stelt hij, christendom is de goddelijke filosofie die leidt tot een ware visie van God. Bovendien was er reeds waarheid aanwezig in de filosofie. Grieken voor Jezus, zoals Socrates, hadden afgoderij geweigerd op basis van de Logos. Was dit niet op een bepaalde manier dezelfde Logos als degene die mens was geworden? Zo werd kreeg het woord 'Logos' een nieuwe betekenis vanuit een nieuwe context.

Het laden van een betekenis op een woord is geen eenrichtingsverkeer. Niet alleen Grieken interpreteerde concepten uit de Septuagint naar hun eigen context. Ook de eerste Evangelisten leenden woorden uit een nieuwe context om bijvoorbeeld de rol van Jezus te beschrijven. Zo gaven ze hem de titel ‘Kurios’ dat ‘Heer’ betekent. Er is hier iets bijzonders aan de hand. De Grieken gebruikten ‘Kurios’ om hun cultusgoden aan te duiden. Nu was het natuurlijk niet de bedoeling van de Evangelisten om Jezus als één van de goden te prediken, maar de weg naar een begrip van zijn bijzondere status was met het taalgebruik geopend.

Vervolgens ontstond het Nieuwe Testament. Het heeft zijn succes mede te danken aan het succes van de Septuagint. Het kon namelijk voortborduren op het alternatieve klassieke corpus, zoals de Septuagint inmiddels werd gezien in de Hellenistische wereld.

Menswording leidde tot vertaling, vertaling leidde tot een nieuw functionerend systeem van persoonlijkheid, intellect en relaties, georiënteerd op de Messias. Hoewel de ontvangende cultuur nog veel weg had van haar oude trekken, is de oriëntatie een geheel andere geworden. Walls meent dat dit proces in de rest van de christelijke geschiedenis op die manier heeft doorgewerkt. 

Geloof jij dat God gebruik maakt van het hierboven omschreven vertalingsprincipe? Is de oorspronkelijke context - het Jodendom van de eerste eeuw - daarmee niet meer relevant, of zijn er goede redenen om ons daar nog steeds in te blijven verdiepen?

Bron

Andrew F. Walls. “The translation principle in Christian history”. In The missionary movement in Christian history. Studies in the transmission of faith. Maryknoll, New York: Orbis Books, 1996.