Rechtsfilosofie voor Docenten

Gepubliceerd op 11 maart 2020 om 23:00

In periode 3 geef ik voor de eerste keer de minor rechtsfilosofie. Ik moet eerlijk zeggen dat de lessen niet alleen de studenten aan het nadenken zetten. Ikzelf word ook bij een aantal onderwerpen opnieuw aan het denken gezet.

In de minor hebben we drie lessen in een week. We behandelen de voorgeschreven lesstof, we kijken een film en hebben de derde les een film- en boekbespreking en een presentatie van een groep studenten. Ik heb de eerste drie inhoudelijke lessen voor mijn rekening genomen en Gerdo Kuiper de laatste drie. Daaraan voorafgaand geven wij samen een introductie op het vak.

Mijn eigen leerschool begon reeds bij deze eerste les. Gerdo en ik lieten iets zien van de inhoud en organisatie van het vak. Daarna gaven wij een presentatie over onze favoriete filosoof. Ik koos Philo van Alexandrië, omdat in de leer van deze meester verschillende concepten die ik in de latere weken zou behandelen reeds in proto-vorm aanwezig waren. Philo kende natuurrecht, ethiek en had vrij revolutionaire ideeën over iets dat al op mensenrechten leek. Het was leuk voor mij om deze enigszins onbekende man eens aan het licht te brengen.

Waar ikzelf veel meer van leerde was Gerdo’s presentatie over Friedrich Nietzsche. Ik ben nog weinig bekend met de ‘filosoof met de hamer’ en kende slechts zijn benadering van ‘deugden’. Daarnaast wordt er vanuit de christelijke hoek met enige achterdocht naar hem gekeken, omdat hij de beroemde stelling heeft geponeerd; “God is dood”. Toch heeft Gerdo die les iets razend interessants over hem verteld, namelijk – zeer in het kort – dat je kan leven alsof je elk moment in de eeuwigheid opnieuw zou moeten leven. Hoe zou je dat eeuwigdurende moment dan leven?

Verder viel direct op dat Gerdo en ik heel graag een wat diepgaander gesprek willen stimuleren in de lessen. Tot mijn grote verbazing lukt dat. De studenten zijn bereid diep na te denken over ingewikkelde onderwerpen, hun opvattingen te delen, kritische vragen te stellen en eventuele vooroordelen bij te stellen. Wat wil een docent nog meer?

Ook werd ik weer eens stilgezet bij de vragen die centraal staan in onze cursus: Wat is recht en wat zou het moeten zijn? Geloof ik in iets van een objectief natuurrecht en als dat al bestaat hoe vinden we het? Hoe maken we de vertaalslag naar positief recht? Waar baseren we positief recht op als het niet bestaat? Deze vragen heb ik sindsdien ook aan docenten van andere faculteiten voorgelegd en de gesprekken die daaruit voortvloeien zijn mateloos interessant.  

Het thema ‘ethiek’ volgde op het thema ‘natuurrecht’. Zoals jullie weten spreekt voor mij met name deugdethiek tot de verbeelding. Naast gevolgenethiek en plichtethiek en de legitimaties voor straffen die daaruit voortvloeien, stond ook de benadering van deugdethiek op het programma. Ik heb even geworsteld met het vinden van een connectie met het recht. In het programma was reeds een theorie van Plato opgenomen over politieke betrokkenheid, maar daar zijn over het algemeen nog weinig studenten mee bezig. Derhalve heb ik een spannender sociaal experiment met de klas gedeeld.

Ik heb de studenten twee artikelen voorgelegd over de zogenoemde ‘vorstenspiegels’ van Machiavelli en Erasmus. Die hebben we samen gelezen. Genoemde filosofen geven de vorst van hun tijd een setje deugden mee. Machiavelli’s vorst bezit ‘Virtù’, een pakketje deugden dat bestaat uit trots, moed, vaardigheid, kracht en een mate van meedogenloosheid waar nodig.

De heerser bij Erasmus is veel meer een vredevorst die zijn bestuur op de ethiek van de Bergrede dient te baseren. Toen we deze eigenschappen naar aanleiding van de gezamenlijke lezing hadden vastgesteld, stelde ik twee vragen.

Als het oorlog is, welke vorst zou je dan willen hebben? Allemaal wezen ze naar Machiavelli. En als het vrede is, welke vorst zou je dan willen zijn? Toen wezen we allen naar het setje deugden van Erasmus. Deugden zijn klaarblijkelijk gedeeltelijk afhankelijk van de situatie waarin wij leven. Het zette mij opnieuw aan het nadenken. In deze tijd van vrede hebben we veel mogelijkheden om na te denken over wat waardevol is. We kunnen als rechtendocenten goed reflecteren op wat recht is. Als trainer kunnen we oefenen met de vaardigheden die een jurist nodig heeft. De vraag ‘Wat is recht?’ is met onze expertises passend te beantwoorden.

Speelt de vraag ‘Wat zou recht moeten zijn?’ ook op onze Hogeschool? Vanavond (10 maart) neem ik deel aan een diner waar het thema inclusiviteit centraal staat. We horen in de hogeschool berichten over duurzaamheid en vleesvrije weken. Ons team ervaar ik als een plek waar verschillen worden gerespecteerd, waardoor er een grote mate van openheid bestaat tussen de collega’s onderling. Dus ja, die vraag speelt! En we proberen die vraag te beantwoorden! Machiavellistische meedogenloosheid lijkt onnodig en elk gesprek is van eeuwigheidswaarde (Nietzsche). Het lijkt bijna alsof we een werkend ‘sociaal contract’ hebben gesloten. Ik verheug mij nu al op de inzichten van morgen (11 maart, sociaal contract.