Inmiddels wordt het tijd om mijn laatste paper in te leveren. Ik doe dat met enige moeite, want ik raak niet uitgelezen over Bonhoeffer. Maar welke avond zou passender zijn dan de 75ste dodenherdenking, waarbij we natuurlijk ook denken aan de voorgaande week waarin Bonhoeffer zelf is overleden en herdacht. In deze paper behandel ik uiteraard niet al zijn werken, maar ligt de nadruk op zijn ethiek. ‘Ethiek’ is Bonhoeffers magnum opus. Het werk is helaas onafgemaakt en het werd postuum gepubliceerd. Bonhoeffers vriend en biograaf Eberhard Bethge opent het voorwoord van Ethiek met de vaststelling dat dit niet het boek zoals Bonhoeffer het zou willen publiceren.
Werken aan Ethiek was een gevaarlijke onderneming in de tijd van het nationaalsocialisme. Een pleidooi voor vrede werd snel gezien als hoogverraad. Bonhoeffer liet zich kritisch uit over denken over volk, euthanasie en overheidsmacht. Hij schrijft zijn Ethiek derhalve verhullend. De situatie van zijn tijd moeten we tussen de regels door lezen.[1] Voor de nationaalsocialisten moest het niet te begrijpen zijn, maar voor de gelijkgestemden wel.[2] Ethiek is het resultaat van een decennium van christelijk verzet tegen nationaalsocialisme. Het is de enige ethiek die is geschreven door een Lutherse theoloog, terwijl hij met mede-samenzweerders een tiran hoopte omver te werpen. Vanuit de gevangenis schreef Bonhoeffer dat zijn ethiek voor zijn gevoel zijn laatste taak was.
Bonhoeffer had twee motieven om Ethiek te schrijven. Hij hoopte enerzijds dat het zou bijdragen aan een vredige tijd van wederopbouw na de oorlog die in het teken zou staan van schuldbelijdenis, omkeer en verwerking.[3] Anderzijds hoopte Bonhoeffer dat Ethiek de betrokkenheid van christenen bij de samenzwering tegen Hitler kon legitimeren. Deze punten bespreek ik hieronder uitgebreider. Het onderstaande onderzoek is mijn zoektocht naar de context en methode van Bonhoeffers Ethiek, de relevantie voor deze tijd en mijn eigen ontwikkeling als (theologisch) ethicus. In het eerste hoofdstuk behandel ik enkele biografische gegevens die een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming en inhoud van Ethiek. Ook ga ik in op Bonhoeffers theologische ontwikkeling en de werken die hij schreef voordat hij aan Ethiek begon.
In het tweede hoofdstuk onderzoek ik de methode en de structuur van Ethiek. Bonhoeffer heeft zijn eigen definitie van Ethiek en fundeert het in zijn christologische theologie. Hij ontwikkelde theologische constructies om een relatie aan te leggen tussen christologie en ethiek. We hebben enkele gegevens over Bonhoeffers intentie om Ethiek op een bepaalde wijze inhoudelijk te structureren. Echter, deze gegevens zijn beperkt beschikbaar. Daarom is gekozen voor een andere indeling.
In het derde hoofdstuk ga ik in op de relevantie van Ethiek voor het heden. Ik behandel deze relevantie aan de hand van een boek van Steven C. van den Heuvel, die Ethiek heeft getracht toe te passen op debatten binnen de milieuethiek. Ik sluit af met een vierde hoofdstuk, waarin ik – met dank aan een boek van Jennifer Moberly – een vergelijking maak tussen enkele deugdethische concepten en concepten uit Bonhoeffers Ethiek. Het derde en vierde hoofdstuk zijn tevens relevant voor mijn scriptie, daar ik tracht een theologische deugdethiek te ontwikkelen die evenzo relevant is voor het heden.
Hoofdstuk 1: Context
1.1. Biografie en ethiek
Bonhoeffer groeide op in een cultureel-protestants klimaat. Daarin was altijd veel belangstelling voor ethiek. Hijzelf was eerst slechts geïnteresseerd in ethiek wanneer het verband hield met theologie. Voor andere ethische benaderingen had hij nauwelijks belangstelling. Dit veranderde met zijn proefschriften.
‘Sanctorum Communio’ is het boek dat is gebaseerd op het eerste proefschrift van Bonhoeffer. Centraal in dit boek staat het begrip ‘persoon’. De persoon wordt gedefinieerd in ethisch opzicht. Die persoon staat binnen een theologie van socialiteit. Dat werd kenmerkend voor alle geschriften van Bonhoeffer, ook voor zijn ethiek. Deze theologie houdt zich bezig met zowel de afbraak als de vernieuwing van menselijke relaties en gemeenschappen in het licht van de openbaring in Christus als de nieuwe mensheid, en krijgt gestalte in de christelijke kerkgemeenschap.[4]
Ook in zijn tweede proefschrift ‘Handelen en zijn’ pakte hij de ethiek als thema op.[5] Daarin waarschuwt Bonhoeffer voor het ethische denken dat slechts grensvragen stelt. Dit denken loopt volgens hem het risico om de grenzen, van wat je zelf wel en niet kan weten, vast te willen leggen. Wijzelf plaatsen ons niet in verhouding tot die grenzen, het is Christus die ons daar ontmoet en onze grenzen vaststelt, aldus Bonhoeffer.[6] Christus brengt je bij die grenzen terug naar het midden van het leven in de gemeenschap.[7] Gelet op de twee proefschriften zou Bonhoeffers Ethiek in ieder geval een op de gemeenschap gerichte ethiek worden.
In 1929, tijdens zijn jaar als kapelaan in de Duitse gemeente in Barcelona, heeft Bonhoeffer een lezing gegeven over de christelijke ethiek, met enkele zeer conventionele opvattingen over oorlog en kapitalisme die hij later verwierp. Toch heeft hij enkele elementen van zijn ethiek uit deze periode behouden. [8] Bonhoeffer keerde zich bijvoorbeeld in Barcelona tegen het onderbrengen van de realiteit in twee verschillende ordes. Verder ontwikkelde hij in die tijd het idee dat ethiek concreet en op de hedendaagse tijd gericht moest zijn. Ethiek mocht zich niet slechts richten op objectieve maatstaven.
Een veel grotere invloed op zijn ethische denken had zijn postdoctorale jaar van 1930-1931 aan het Union Theological Seminary in New York. Zijn ervaring met de Afro-Amerikaanse gemeenschap, bemiddeld via de Abessijnse Baptistenkerk in Harlem, waarschuwde hem voor het kwaad van racisme. Bonhoeffer was onder de indruk van de gerechtelijke dwaling tegen negen jonge zwarte mannen in Scottsboro. Tien jaar later vermeldde hij deze zaak opnieuw in zijn Ethiek. De aanvaring met racisme in Amerika maakte de weg vrij voor zijn verzet tegen het racistische antisemitisme van het nationaalsocialisme.[9] Tijdens zijn studiejaar aan het Union Theological Seminary gaf Bonhoeffer de voorkeur voor ethische cursussen. Hij heeft daar nog een cursus bijgewoond van de bekende theoloog Reinold Niebuhr, waar hij bevriend mee raakte.[10]
Waar Bonhoeffer in 1929 tijdens de lezing in Barcelona de historische orde van het volk nog als hoogste orde had gepresenteerd, laat een preek van hem in 1930 in New York zien dat hij er inmiddels een andere opvatting op nahield. Als christocentrische theoloog wilde hij alle aspecten van het leven met Christus in verband brengen. Radicalen maakten gebruik van de doctrine van scheppingsordeningen, waarbij zij beweerden dat ras, volk en natie scheppingsordeningen waren. Gelet hierop moest volgens hen het huwelijk tussen Duitsers en joden - beide ten onrechte opgevat als rassen - verboden worden. Daarom verving Bonhoeffer het idee van scheppingsordeningen met 'ordeningen van instandhouding jegens Christus'. Hiermee wilde hij de theologische status ontnemen aan ideologische categorieën zoals ras en volk.[11]
De oecumenische gemeenschap van broeders en zusters moest als fundament dienen voor vrede. In deze tijd vinden we de oorsprong van het oecumenische karakter van Ethiek. Bonhoeffer werd in 1931 actief voor oecumenisch jongerenwerk. Volgens Bonhoeffer was het de ethische taak van de kerk om wereldwijd door woord en daad het gebod Gods bekend te maken.[12] Hij bleef worstelen met een concrete ethiek voor de verkondiging van de kerk. Hij ondervond dat de kerk niet in staat was om het concrete gebod uit te werken. Hij vond dat een dergelijke onzichtbaarheid van de kerk het christendom uiteindelijk zou uitputten.
In de gereformeerde dominee en studievriend Jean Lasserre vond hij in 1930-1931 inspiratie voor pacifisme. Lasserre studeerde tegelijkertijd met Bonhoeffer aan het Union Theological Seminary. Lasseres hartenwens was het worden van een ‘heilige’, hetgeen hij wilde bereiken door een heilig leven te leiden. Bonhoeffer zou zijn streven niet kenmerken als heilig leven, maar meer als verantwoordelijk leven. Toch is Bonhoeffer als een heilige afgebeeld in de heiligenrij in Canterbury (zie voorblad). Het had hem vermoedelijk vervreemd.[13]
Voor Lasserre werd het pacifisme gelegitimeerd door het vredesgebod in de Bergrede van Jezus. Na de ontmoeting met Lasserre heeft het idee van een Bijbels gebod over vrede Bonhoeffer nooit meer losgelaten. Ook kreeg het idee van levensheiliging in de vorm van de ‘kostbaarheid van genade’ toch een plaats in een boek van Bonhoeffer, genaamd ‘Navolging’.[14] Veel van de inzichten over het op de Bergrede gebaseerde idee van vrede verwerkte Bonhoeffer in dit boek. Deze ideeën zouden opnieuw terugkeren in zijn ethische manuscripten.
Spreken en schrijven over vrede kon door de Gestapo worden opgevat als hoogverraad. Pacifisme betekende voor Bonhoeffer niet geweldloosheid onder alle omstandigheden. De verwijdering van Hitler en het nationaalsocialisme was voor hem noodzakelijk om een vredestijd in te gaan.[15] Deze instelling is kenmerkend voor Ethiek. Het bevat geen principes. Hij overschreed dus ook geen principe door de confrontatie aan te gaan met de ‘levensvernietigende oorlogszuchtige’ en de moordenaar van de joden. Hitler moest op de één of andere manier worden tegengehouden. Toch bleef verzet in de gewelddadige vorm voor Bonhoeffer een laatste redmiddel.
Een volgende stap in zijn ethische ontwikkeling vinden we in zijn lezingenreeks ‘Schepping en val’ uit 1932-1933. Bonhoeffer stelt in deze tekst het evenbeeld van God voor als een ‘imago relationis’, een beeld van relatie. Hij wil daarmee zeggen dat het beeld van God geen individuele eigenschap is, zoals het bezitten van rede, maar dat het beeld de relatie met anderen is. Volgens Bonhoeffer wordt de mens gevormd door de relatie. Het Godsevenbeeld werd voor hem dan ook een ethisch concept. Verder gebruikte hij ‘conservering van de schepping’ in plaats van scheppingsordeningen. De conservering wordt in zijn Ethiek het ‘mandaat’.[16]
Een combinatie van bovenstaande opvattingen gaf Bonhoeffer het fundament om betrokken te worden bij de Belijdende Kerk om een front te vormen tegen het racisme en antisemitisme van het nationaalsocialisme. De Belijdende Kerk bestond uit christenen in Duitsland die zich verzetten tegen de vermenging van het evangelie en de nationaalsocialistische ideologie. Hiermee haalde de Belijdende Kerk de vijandigheid van het regime tegenover het christendom op de hals. Vele kerken werden vanaf toen onderdrukt en haar felst uitgesproken leden werden vervolgd.[17]
Bethge vermeldt dat Bonhoeffer al bij de voltooiing van Navolging in 1937 verder wilde met het overdenken van theologische ethiek. Navolging vroeg om een vervolg. Door zijn tijdrovende opleiding van theologische kandidaten van de Belijdende Kerk lukte dat niet. Bonhoeffers manuscripten waren gericht op specifieke onderwerpen in een specifieke context. Dat hij een verzetsethiek probeerde te ontwerpen maakte het nog lastiger. Hij had niet voor niets al snel botsingen met de autoriteiten. In 1936 werd zijn lesbevoegdheid ingetrokken, in 1937 werd het seminarie in Finkenwalde ontbonden. Verder mocht hij vanaf 1938 niet meer in Berlijn komen. Daarop volgde zelfs een verbod om te spreken in geheel Duitsland. Ten slotte mocht Bonhoeffer vanaf 1941 ook niet meer schrijven om te publiceren.
De bevoegdheden en mogelijkheden van protestantse kerken werden sterk teruggebracht. Daardoor werd er eigenlijk steeds meer een scheiding opgelegd tussen het seculiere en het domein waarop de kerk mocht zien.[18] In deze context schreef Bonhoeffer ‘Christus, de werkelijkheid en het goede’. In deze tekst gaat hij ervan uit dat er maar één werkelijkheid is, die van Christus, en dat die niet kan worden opgedeeld in een seculier of werelds en een kerkelijk of geestelijk domein.
Niebuhr had opnieuw een rol in het leven van Bonhoeffer toen hij hem in juni 1939 terughaalde naar Amerika.[19] Bonhoeffer begon echter al snel te twijfelen of het Gods plan was om hem in Amerika te houden terwijl Duitsland het zo zwaar had. Moest hij niet met zijn volk meelijden? Nog geen maand verbleef hij in New York voordat hij terugkeerde naar Duitsland.[20]
Bonhoeffer kon in de nazomer van 1940 pas verder aan de uitvoering van Ethiek. Door het spreekverbod dat hem was opgelegd, kwam er meer ruimte om aan Ethiek te werken.[21] Karl Barth had in zijn brochure ‘Rechtvaardiging en recht’ een nieuwe theologische visie op de staat ontwikkeld. Daarmee deed hij duidelijk afstand van de lutherse tweerijkenleer. In Duitsland kwam er behoefte aan een doordachte reactie op deze brochure. Bonhoeffer kreeg hierdoor mogelijk een extra stimulans om dit thema mee te nemen in Ethiek. Het schrijven aan Ethiek kreeg verder stimulans wegens de successen van Hitler in de zomer van 1940.[22]
In het verzet gaf Bonhoeffer morele steun aan de samenzweerders tegen Hitler. Het was in deze periode dat Bonhoeffer veel aan Ethiek werkte. In 1940-1941 besteedde Bonhoeffer veel tijd aan het ontwikkelen van een ethiek over gedwongen sterilisatie en euthanasie. Deze maatregelen vloeiden voort uit de racistische ideologie van het nationaalsocialisme. In deze tijd werd het programma opgelegd om iedereen die – in de visie van Hitler – het leven onwaardig was, om te brengen. Veel van de zieken die werden geëlimineerd leefden in kerkelijke instellingen. Na september 1941 werden de antisemitische maatregelen ingevoerd. Joden moesten een gele ster gaan dragen. Bonhoeffer begon informatie te verzamelen over de deportatie om ook de vastberadenheid voor het verzet bij zijn vertrouwelingen te versterken.[23] Bonhoeffer meende dat het uitdrijven van joden alleen maar zou leiden tot het uitdrijven van Christus, die immers een jood was. Voor hem was betrokkenheid op het jodendom vanzelfsprekend.
Bonhoeffer ging als dubbelspion aan het werk bij de geheime dienst, de Abwehr. Zijn baan bij de Abwehr maakte het vervolgens weer mogelijk om naar Zwitserland te reizen, zodat hij bondgenoten kon vinden[24] en Karl Barths manuscripten van dogmatiek ter plaatse kon lezen. Door drie reizen naar Zwitserland in 1941-1942 sprak hij regelmatig over ethiek met Barth. Gesprekken met Barth over Barths dogmatiek leidde tot een verdere ontwikkeling van Bonhoeffers Ethiek.[25] In deze tijd schreef Bonhoeffer zijn twee versies van ‘De geschiedenis en het goede’. De kern in zijn betoog is de ‘vrije verantwoordelijkheid’. Dit wijst op de verantwoordelijkheid van het verzet tegen Hitler.
Bij het ontmoeten van zijn aanstaande verloofde in 1942 vermoed ik dat Bonhoeffer ging nadenken over een ethiek voor na de oorlog. Dat zou een tijd zijn waarin de ‘mandaten’, waaronder het huwelijk en het gezin, de nieuwe structuren van een samenleving in opbouw zouden worden. De mandaten zijn uitingen van Gods liefdevolle zorg voor de wereld. Het ziet op het gehele leven. Een mandaat kan niet worden ingeroepen door de sterken om over de zwakken te heersen. Mandaten zijn coöperatief, ze bestaan naast elkaar en vullen elkaar aan en mogen ook kritiek op elkaar leveren.[26]
In april 1943 werd Bonhoeffer gearresteerd. Dit was niet het geval omdat hij betrokken was bij de samenspanning tegen Hitler, maar vanwege zijn betrokkenheid bij het wegsmokkelen van een aantal joden. Bonhoeffer voelde dat hij zijn leven min of meer achter zich had gelaten. Hij zou zich alleen nog aan het afronden van zijn Ethiek wijden. In de gevangenis werkte hij er nog aan tot in ieder geval augustus 1944.[27] Bonhoeffer reageerde in zijn manuscripten specifiek op de gevraagde noodzaak van toenmalige hedendaagse gebeurtenissen. Dat komt omdat Bonhoeffer meende dat we als christen zowel deelnemen aan één realiteit in Christus, de realiteit van God, en de realiteit van de wereld.[28]
1.2. Ontwikkelingen in de toenmalige theologie
De Eerste Wereldoorlog had het protestantse optimisme over de voortgang van cultuur gebroken. De liberale theoloog Adolf von Harnack verwachtte van het christendom dat het koninkrijk van God zich steeds verder moreel en sociaal zou openbaren naarmate de geschiedenis zou vorderen. Het nationaalsocialisme liet zien dat dit te positief bekeken was. Een protestantse ethiek van openbare verantwoordelijkheid bestond nog niet. De meest invloedrijke beweging van vernieuwing met de meeste kritiek op dit liberale protestantisme was dialectische theologie. Dialectische theologie gaat ervan uit dat de Bijbelse openbaring in Jezus Christus als Gods Woord de brug tussen kennis van God en de eeuwigheid en het bestaan van tijd en de mensheid is. Ethiek leek een beperkte rol te spelen in deze stroming. Barth sloot zich aan bij dit protestantisme van openbaring.
Een tweede stroming in opkomst was de Völkstum-theologie. Daarin werd het volk als de ordeningsmaatstaf van Gods schepping gezien, een opvatting die Bonhoeffer klaarblijkelijk tot 1929 heeft gehanteerd. Hij ontdekte al snel het gevaar van dit ‘völkisch’ denken, namelijk de opvatting dat het ene volk superieur kan zijn aan het andere volk. Barth ontwikkelde als reactie op deze stroming een eigen openbaringstheologie die niet langer dialectisch was. Bonhoeffer kwam door zijn bezoeken aan Barth in 1931 in aanraking met deze theologie. Bonhoeffers Ethiek lijkt het meest op die van Barth. Toch handhaaft Bonhoeffer steeds een kritische houding ten opzichte van deze leraar en vriend. Waar Barth ethiek liet opgaan in zijn dogmatiek, ontkenden Friedrich Gogarten en Rudolf Bultman de mogelijkheid van een speciale theologische ethiek.
De neo-lutherse ethiek was grotendeels bepaald door de Völkstum-theologie en had daardoor een neiging tot ‘völkisch’ denken. Daar kwam nog bij dat er gedacht werd in twee koninkrijken, het wereldse en het hemelse. Ook het neokantianisme droeg bij aan een verdere scheiding tussen kerkelijk en werelds denken. Bonhoeffer vond het denken in twee koninkrijken niet echt luthers, maar pseudo-luthers. Een dergelijke ethiek had zich losgekoppeld van Luthers denken over rechtvaardige genade.[29]
1.3. Plaats van ethiek in Bonhoeffers christologische theologie
Bonhoeffers Ethiek is een theologische ethiek. Hij was niet van plan de gebaande paden van bestaande benaderingen voort te zetten. Een eerdere titel van Bonhoeffers Ethiek, ‘poging tot een christelijke ethiek’, geeft dat ook aan. Theologische ethiek moet volgens Bonhoeffer totaal anders zijn dan de bestaande – en gefaalde – benaderingen.[30] De oorspronkelijke titel die Bonhoeffer voor Ethiek in gedachte had, was ‘Wegbereiding en intocht’. In deze titel komt de eschatologische oriëntatie naar voren. Ethiek kan volgens Bonhoeffer alleen relevant zijn en bevrijdend en richtinggevend werken als het in het teken van de intocht van Gods koninkrijk staat.[31]
In Navolging ligt de nadruk vooral op het leven van christenen als leden van de kerk. Dit komt omdat Bonhoeffer Navolging schreef in een tijd dat er sprake was van een kerkstrijd. De ene zijde van de kerk accepteerde de opleving van het Duitse volk, de andere zijde meende dat de kerk een plaats was om zelfs de overheid op haar grenzen te wijzen.[32] Navolging kan volgens mij interkerkelijk worden gelezen, terwijl Ethiek verder gaat dan dat. In Bonhoeffers denken is de kerk nooit los van de samenleving. In Ethiek onderzoekt Bonhoeffer onze verantwoordelijkheid ten behoeve van verzet, vrede en wederopbouw. Het richt zich op de samenleving en op de geschiedenis. Het ziet op de verantwoordelijkheid van christenen en de kerk in de openbare wereld[33] en de verantwoordelijkheid naast anderen die verantwoordelijk willen handelen.
Zijn theologische ethiek moet uitgaan van de Christuswerkelijkheid. Dit is een christologisch begrip. Christologie speelt een centrale rol in zijn ethische argumentatie. Er is maar één realiteit en dat is de werkelijkheid die is gevormd door de verzoening van God die mens werd in Christus. Doordat God mens wordt in Christus, wordt alles in de wereld geheel relevant voor God en alles van God geheel relevant voor de wereld. Voor Bonhoeffer is Christus allereerst Gods menswording. Opvallend is dat Bonhoeffer niet het woord ‘incarnatie’ gebruikt. De nadruk van Bonhoeffer ligt namelijk niet op het vlees worden, maar op de ‘humanisering’, het aannemen van menselijkheid. Dit onthult dat God een wezen-voor-mensheid is en dat God herstel van de ware mensheid beoogt. God werd mens, zodat mensen werkelijk mens konden worden. De waardigheid van een mens is niet goddelijk worden, de waardigheid van een mens is menselijkheid. In het lichaam van Jezus Christus is God verenigd met de schepping, wordt de hele schepping door God aanvaard en wordt de schepping met God verzoend. Deze verzoening is het methodologische uitgangspunt voor Bonhoeffers Ethiek. Vanuit het perspectief van God is de verzoening van God en de schepping in Christus een ontologische realiteit. Mensen worden door deze realiteit getransformeerd, ze worden gevormd door de verzoening.[34]
De traditionele vraag naar het goede wordt niet door Bonhoeffer behandeld. Alles wat in deze wereld aan goeds wordt gevonden, staat aan de kant van Christus.[35] Ik begrijp wel waarom Bonhoeffer onder voorwaarde van dit realiteitsbeeld een verantwoordelijkheidsethiek kon ontwikkelen, waarbij hij ook buiten de kerk met niet-christenen verantwoordelijk kon handelen in de wereld. Uiteindelijk zag hij het allemaal als één groot domein, eenzelfde realiteit waarbinnen ons handelen plaatsvindt. Daardoor hoefde Bonhoeffer niet vanuit christelijk perspectief te zeggen of mensen binnen of buiten staan, of dat hij alleen zou willen samenwerken met christenen. Bonhoeffer kon het ondanks theologische verschillen eens zijn met zijn mede-samenzweerders op het punt van verantwoordelijkheid nemen.[36] Bethge ziet de beweging die Bonhoeffer maakte als een groei in het ‘tijdgenoot’ zijn. Hij ging meer dan ooit delen in het lot van de wereld om hem heen,[37] die immers net zo veel deel uitmaakt van de Christuswerkelijkheid als de kerk.
Hoofstuk 2: Methode en structuur
2.1. Methode
In paragraaf 1.3. vertelde ik reeds over Bonhoeffers ethische methode, voor zover deze ziet op het christologische methodologische uitgangspunt. Hieronder ga ik in op hoe Bonhoeffer in zijn teksten ‘Ethiek als vormgeving’ en ‘Het ‘ethische’ en ‘christelijke’ als thema’ ethiek verstaat en hoe hij als ethicus te werk gaat. Als ik een tekstfragment deel is dat uit de Nederlandse uitgave van Ethiek van Gerard den Hertog en Wilken Veen.[38]
2.1.1. Ethiek als vormgeving
Ethiek als vormgeving neemt als uitgangspunt dat de bestaande ethische benaderingen niet voldoende waren om het opkomend nationaalsocialisme tegen te houden. Bonhoeffer ziet hierin een falen van de intellectuele elite met hun gevestigde vormen van ethiek. Ook de militaire elite heeft volgens Bonhoeffer plichtsethiek verkeerd begrepen.[39]
Het beschrijft de christologische realiteit als tegenstelling van de moraal van het nationaalsocialisme. Niet succes is het uitgangspunt van Ethiek, maar het beeld van Christus. En Christus was als gekruisigde het toonbeeld van het gebrek aan succes. Door alles heen heeft Hij het menselijke leven nooit veracht, maar is Hij de belichaming geweest van Gods verzoenende liefde.[40] Dit beeld is uiteraard de grote tegenstelling tot de ‘succesvolle’ in de persoon van Hitler, die ondanks zijn succes het menselijke leven wel veracht. ‘Vormgeving’ staat voor de vorm die Christus krijgt in zijn kerk en het handelen van mensen.
“[Het gaat] bij alle vormgeving alleen om de ene gestalte die de wereld overwonnen heeft, om de gestalte van Jezus Christus. Vormgeving is er alleen van daaruit (…). Vormgeving is er veeleer als een betrokken worden met de unieke gestalte van Jezus Christus, als gelijkvormig worden met de unieke gestalte van de mensgewordene, gekruisigde en opgestane. Dat gebeurt niet door ons best te doen ‘te worden als Jezus’, (…) Christus vormt de mensen tot gelijkvormigheid met Hem. (…) Gelijkvormig worden met de mensgewordene – dat betekent werkelijk mens zijn. De mens moet en mag mens zijn. Al het Übermenschentum, alle moeite boven de mens in zichzelf uit te groeien, al het heldendom, al het halfgoddelijke wezen valt hier van de mens af; want het is onwaar. (…) God houdt van de werkelijke mens. God werd een werkelijke mens.”[41]
Vervolgens legt Bonhoeffer uit dat de mens gelijkvormig mag worden aan de gekruisigde en de opgestane, doordat de mens door God geoordeeld en nieuwgemaakt is in Christus.[42]
“Wat hem vormgeeft is altijd alleen de gestalte van Jezus Christus zelf. Het is dus geen na-apen, geen herhaling van zijn gestalte, maar zijn eigen gestalte die in mensen vorm krijgt. En opnieuw wordt de mens niet omgevormd in een hem vreemde gestalte, in de gestalte van God, maar in zijn eigen, hem toebehorende en wezenlijke gestalte. De mens wordt mens, omdat God mens werd. (…) God zelf verandert zijn gestalte in de gestalte van de mens, opdat de mens dan wel geen God, maar mens voor God zou worden.”
Vormgeving gebeurt volgens Bonhoeffer in zijn kerkelijke gemeenschap. De kerkelijke gemeenschap is Christus die gestalte heeft aangenomen onder de mensen. Volgens Bonhoeffer is ethiek spreken over vormgeving naar de gestalte van Jezus Christus als een werkelijke mens. Het is derhalve geen theorie over het goede. Het is het spreken over hoe Christus onder ons hier en nu gestalte kan aannemen. De kerkelijke gemeenschap is de plaats waar dit spreken geschiedt.[43]
2.1.2. Het ‘ethische’ en ‘christelijke’ als thema
Enerzijds is ethiek geen theorie over het goede, anderzijds is het volgens ‘Het ‘ethische’ en ‘christelijke’ als thema’ geen zedelijkheidsleer. Is het überhaupt mogelijk om het christelijke en het ethische als aparte thema’s te behandelen? Deze vraag speelde ook in Barths dogmatiek. Barth koos ervoor geen aparte ethiek te schrijven,[44] maar Bonhoeffer legt in dit manuscript min of meer verantwoording af voor waarom hij dat wel doet. Dogmatiek en ethiek komt in zijn Ethiek tot uiting in concrete situaties. Wij worden geroepen om er niet voor onszelf te zijn, maar om verantwoordelijkheid te nemen voor andere mensen. De kerk is ook alleen kerk als zij er is voor anderen. Bonhoeffer bereikt concrete toepassing door dogmatiek zo uit te leggen dat het concrete toepassing krijgt in hedendaagse problematiek.[45] Een heel mooie constatering van Bonhoeffer in lijn met de verwerping van een ethiek voor de eerder genoemde ‘grensgevallen’ en ethiek als zedelijkheidsleer, is dat dergelijke ethica normaliter ‘sluimeren’.
“De ethiek kan niet een boek zijn waarin staat hoe alles in de wereld eigenlijk zou moeten zijn maar helaas niet is, en de ethicus kan niet iemand zijn die altijd beter dan anderen weet wat er gedaan moet worden; een ethiek kan geen naslagwerk voor gegarandeerd onberispelijk moreel handelen zijn en de ethicus kan niet de competente beoordelaar en rechter van iedere menselijke handeling zijn; een ethiek kan geen distilleerkolf zijn waaruit de ethische of christelijke mens wordt geproduceerd en de ethicus kan niet de belichaming en het ideaaltype zijn van een principieel moreel leven.”
De ethicus moet volgens Bonhoeffer ruimte scheppen voor goed-zijn en zo helpen te leren leven-delen.[46] Ook dient de ethicus volhardend te zijn, want zijn volmacht om ethische uitspraken te doen, bewijst zich in trouw, standvastigheid, duur en herhaling.[47] De volmacht om ethisch te spreken is het gebod Gods; een directe bekendmaking van de Goddelijke wil in Jezus Christus. Bij het houden van het gebod Gods ontstaat er een innerlijke vrijheid en zekerheid van het leven en handelen binnen Gods toestemming. Ik begrijp de tekst zo dat het gebod vrijheid creëert, terwijl klassieke vormen van ethiek de mens begrenzen. Maar de ethiek die Bonhoeffer voor ogen heeft, ziet op leven-delen in vrijheid. Het gebod Gods omvat voor hem het ethische.[48]
2.2. Structuur
Ethiek is samengesteld uit manuscripten van Bonhoeffer die voor het grootste deel als conceptversie zijn geschreven. De structuur en samenstelling van de teksten is complex, omdat Bonhoeffer Ethiek niet zelf heeft klaargemaakt voor publicatie, zoals Navolging. Ook had Bonhoeffer het nog voor publicatie willen bewerken. Hij zou de hoofdstukken nog meer op elkaar hebben afgestemd en de leesbaarheid hebben onderzocht. Bij Navolging is Bonhoeffer namelijk zo te werk gegaan.[49] Alleen van ‘De geschiedenis en het goede’ is een tweede herschreven versie beschikbaar. Vormkwesties waren vaak voorlopig. Kopjes en tussenkopjes zijn bijvoorbeeld niet compleet. Dit blijkt onder andere uit het ontbreken van een tussenkopje ‘Euthanasie’.
In het Duits was Ethiek voor het eerst gepubliceerd in 1949 onder redactie van Bethge.[50] Bethge heeft de eerste secties van het boek gerangschikt volgens een overzicht van Bonhoeffer uit 1940. De overige secties heeft hij gerangschikt in de volgorde waarin Bethge dacht dat ze waren geschreven. Vijf stukken die handelen over ethische kwesties, maar waarvan hij niet geloofde dat ze tot Bonhoeffers Ethiek zouden gaan behoren, heeft Bethge toen als bijlagen opgenomen. Een tweede versie werd door Bethge in 1963 gepubliceerd. Naar aanleiding van de gevangenisbrieven was er veel discussie ontstaan over Bonhoeffers ontwikkeling. Ook Bethge meende in de periode van de publicatie van Navolging tot de gevangenisbrieven een ontwikkeling waar te nemen en heeft theorieën ontwikkeld over alternatieve volgorden en samenstellingen, onder andere op basis van theologische thema’s. Geen van deze theorieën heeft het gehaald tot de huidige wetenschappelijke edities.[51]
In de kritisch wetenschappelijke editie van ‘Dietrich Bonhoeffer Werke’ hebben de onderzoekers theorieën over een eventuele ontwikkeling van Bonhoeffer zoveel mogelijk vermeden.[52] Daarvoor werden alle handgeschreven manuscripten opnieuw getranscribeerd door Ilse Tödt, een proces dat een aantal fouten corrigeerde. Zij heeft een nieuwe chronologische indeling gebruikt op grond van objectieve vereisten als soort papier, inkt, notities en brieven. De werknotities bestaan uit contouren, Bijbelse citaten, andere citaten, namen van auteurs, en dergelijke. Er zijn 115 van deze notities geschreven op ongeveer veertig verschillende soorten typen papier, oude kalenderbladeren, en dergelijke. Deze zijn herschreven, geordend, geannoteerd en gepubliceerd door Tödt, die ze tevens erg behulpzaam vond bij haar analyse van de manuscripten. De wetenschappelijke uitgave van ‘Dietrich Bonhoeffer Werke’ heeft de verschillende teksten in chronologische volgorde geplaatst. Wilken en Veen hebben in de Nederlandse uitgave deze volgorde gevolgd.[53]
Bonhoeffer had zelf geen uiteindelijke inhoudsopgave opgesteld, maar hij had wel wat voorlopige contouren gemaakt. Er zijn enkele opzetten van het boek in de vorm van inhoudsopgaven van Bonhoeffer zelf uit 1940-1942 gevonden. Niet alle onderdelen die Bonhoeffer oorspronkelijk had willen schrijven zijn door hem in een conceptversie geschreven. Het blijft onzeker hoe de precieze structuur en inhoud van zijn boek eruit moet hebben gezien. Wanneer Bonhoeffer op 5 april 1943 gevangen wordt genomen, is Ethiek niet afgerond. Aan Bethge schrijft Bonhoeffer dat hij het betreurt dat hij Ethiek niet heeft kunnen afronden.[54] Desalniettemin zou ik willen stellen dat we een goed beeld hebben van hoe Ethiek zou zijn geworden. Het is een eenheid en de manuscripten vertonen verschillende malen duidelijke tekenen van afstemming op elkaar.
In de edities die ik geraadpleegd heb, zijn de teksten georganiseerd op de volgorde waarin ze vermoedelijk zijn geschreven. Bonhoeffer veranderde tijdens zijn werk aan de manuscripten verschillende malen zijn ideeën over de opbouw en volgorde. Daardoor is er een onderscheid tussen de volgorde van oorsprong van de manuscripten en de volgorde naar inhoud. De volgorde van de inhoud werd door Bonhoeffer een aantal keer gewijzigd. Theorieën die hierover door Tödt en anderen worden gegeven zijn hypothetisch. Het is mogelijk dat Bonhoeffer tijdens zijn gevangenschap ideeën heeft gehad over de wijziging van de volgorde van zijn voorlopige inhoudsopgaven.[55] Zoals ik Tödt begrijp, heeft Bonhoeffer een volgende structuur aangehouden. Ik heb niet de letterlijke titels gebruikt, maar de thema’s geparafraseerd.
Liefde van God voor de gevallen wereld – Christuswerkelijkheid - Ethiek als vormgeving – Verantwoordelijk leven binnen de geschiedenis – Verantwoordelijkheid van de kerk – De laatste en voorlaatste dingen – Het natuurlijke leven in het voorlaatste – Natuurlijke leven op twee concrete plaatsen: het lichamelijke en het geestelijke – Ethisch en christelijk als thema’s – Mandaten als structuur van de naoorlogse samenleving – Uitwerking van elk van de mandaten – Mandaat van de kerk als verkondiger van het gebod Gods alsook ethiek.
Hoofdstuk 3: Relevantie voor toen en nu
Steven C. van den Heuvel, theoloog en ethicus, heeft een monografie geschreven over de relevantie van Bonhoeffers theologie en ethiek voor moderne milieuethiek. Hij onderzocht hoe bepaalde theologische en ethische concepten van Bonhoeffer kunnen worden omgezet en relevant kunnen worden gemaakt voor hedendaagse discussies op het gebied van milieuethiek.[56] Ik volg zijn ‘omzettingen’ maar ik ga niet alleen in op de milieuethiek. De te noemen concepten zijn namelijk in Bonhoeffers tijd voor een specifieke set onderwerpen geschreven en ik bekijk kort of de concepten voor die onderwerpen (meestal medisch ethisch) nog van belang zijn. De inleiding van Clifford J. Green heeft daarbij geholpen.
3.1. Christus, de werkelijkheid en het goede
Voor Bonhoeffer was het probleem dat in de theologische ethiek centraal staat het werkelijk worden van de openbaring van God in Christus onder zijn schepselen.[57] Daarvoor zijn verder de volgende tekstfragmenten van belang:
“Deelkrijgen aan het ondeelbare geheel van de Godswerkelijkheid is de zin van de christelijke vraag naar het goede. (…) In Jezus Christus is de werkelijkheid van God binnengegaan in de werkelijkheid van deze wereld. Het gaat er dus om aan de werkelijkheid van God en de wereld in Jezus Christus vandaag deel te hebben.[58] Waar het wereldlijke als zelfstandig bereik op zichzelf komt te staan, daar wordt het feit van het aangenomen zijn van de wereld door Christus ontkend.[59]
Van den Heuvel stelt dat deze Christuswerkelijkheid nog steeds van belang is voor valse voorstellingen die een christen er op kan nahouden om zich niet met de hele werkelijkheid bezig te houden. Bonhoeffers concept van Christusrealiteit brengt hij in verband met de hedendaagse vraag hoe christenen te motiveren om ecologische actie te ondernemen, vooral in het licht van bepaalde 'escapistische' neigingen die aan het werk zijn in de evangelische eschatologie. In tegenstelling tot deze tendensen presenteert Van den Heuvel het concept van Bonhoeffer als een aantrekkelijk alternatief voor een wereld ontkennende eschatologie. Christusrealiteit kan worden gebruikt om christenen ertoe aan te zetten actiever deel te nemen aan de zorgen van de wereld, in plaats van afstand te nemen van het nemen van verantwoordelijkheid voor de aarde.[60]
3.2. Het laatste en voorlaatste
Bonhoeffer verwierp zowel radicalisme als compromis als valse oplossingen voor het omgaan met de kloof tussen de laatste eschatologische en de huidige, gevallen realiteit van de wereld. Bonhoeffer ontwikkelde het concept van het voorlaatste als alternatief, en dringt erop aan dat het voorlaatste de weg bereidt voor het ultieme, ook al wijkt het er tegelijkertijd kwalitatief van af. [61] Het plaatst christenen nooit in de illusie dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor de verwezenlijking van Gods koninkrijk op aarde. Het laat juist duidelijk zien dat hun taak, veel bescheidener, een voorbereiding is op de weg naar Gods komende koninkrijk.[62] Het voorlaatste sluit bovendien aan bij de recente nieuwtestamentische Bijbelwetenschappelijke bevindingen over het 'reeds aanwezige' en het 'nog niet aanwezige' van het Gods koninkrijk.[63]
3.3. Het natuurlijke
Het natuurlijke was Bonhoeffers manier om rekening te houden met het zelfbehoudende proces van het leven. Van den Heuvel betoogt dat Bonhoeffers concept van het natuurlijke kan helpen om interesse in natuur een extra theologisch gewicht te geven. Hoewel Bonhoeffer het natuurlijke accepteert als een fundamentele, biologische categorie, weerstaat hij ook de introductie van een eenvoudig naturalisme. Het natuurlijke is niet goddelijk, maar het is ook zeker geen duister overblijfsel van na de val.[64] De notie van het natuurlijke was verloren gegaan uit het protestantisme. Het natuurlijke is hetgeen na de val gericht is op de komst van Jezus Christus. Hetgeen dat zich daarvan afsluit, is onnatuurlijk. Hieruit volgt volgens Bonhoeffer een recht op fysiek leven. Dit recht is van belang in de context van gedwongen sterilisatie, euthanasie, marteling en abortus.[65]
Bonhoeffers waardering van de menselijke lichamelijkheid kan volgens Van den Heuvel ook een belangrijke rol spelen in de milieuethiek. Hij stelt dat de gehechtheid van de mensheid aan een ander leven dan menselijk leven (dieren, natuur) noodzakelijk is als tegenbeweging van de vermeende vervreemding van mensen van de natuur. Omarming van lichamelijkheid als deelhebben aan deze schepping kan bij christenen een extra motivatie vormen voor ‘milieudiscipelschap’.[66]
Als persoon die zich veel bezighoudt met dierenwelzijnsethiek kan ik het natuurlijk geheel eens zijn met Van de Heuvel. Toch is het goed om niet voorbij te gaan aan de onderwerpen die Bonhoeffer er toe opriepen om een verantwoordelijkheidsethiek voor zijn tijd te ontwikkelen. Er waren nationaalsocialistische wetten die inbreuk maakten op de integriteit en de rechten van de persoonlijke levenssfeer. Abortus en euthanasie waren vormen van gedwongen levensbeëindiging om zo vormen van leven te beëindigen die voor de nationaalsocialisten onwaardig werden geacht. Abortus was eerst illegaal in Duitsland, maar in 1936 werd een wet ter voorkoming van nakomelingen met erfelijke ziekten vastgesteld. Het werd vanaf toen wettelijk verplicht om zwangerschappen van ‘genetisch inferieure’ foetussen tot zes maanden te aborteren. Bonhoeffer vond dit niets anders dan moord. Het is zeer lastig om vanuit deze context een algemene euthanasie- of abortusmoraliteit te extrapoleren. De context van deze manuscripten van Bonhoeffer is een verdediging van de rechten van het individu tegen overheidsdwang.[67]
Van dergelijke overheidsdwang is in ons land geen sprake. Toch zijn er tendensen waar te nemen waar Bonhoeffer zich nog steeds tegen zou verzetten. Argumenten die in zijn manuscripten zijn terug te vinden over het natuurlijke zijn dan ook nog steeds van belang voor euthanasie of abortus, maar ook voor het helpen van oudere of zwakkere mensen bij overvolle intensive care afdelingen. Over het laatste wordt immers gesteld dat er bij een piek in de huidige corona-crisis sprake kan zijn van het selecteren van mensen voor intensive care.
“Het lichamelijk bestaan is – evenals het leven zelf – zowel middel-tot-doel als doel-in-zichzelf. Het is idealistisch om het lichaam enkel als middel-tot-doel te verstaan. Een middel is overbodig zodra het doel is bereikt. (…) Volgens de christelijke leer heeft het lichaam een hogere waarde. De mens is een lichamelijk wezen en blijft dat ook in eeuwigheid. Lichamelijkheid en mens-zijn horen onlosmakelijk bij elkaar.”[68]
“Na deze principiële verduidelijking moet nog iets gezegd worden over het puur maatschappelijke nut van het schijnbaar nutteloze en zinloze leven. We kunnen immers niet om het feit heen dat juist dit zogenaamde levensonwaardige leven van ongeneselijk zieken bij gezonde mensen, bij artsen, verpleegkundigen en familieleden de hoogste mate van sociale opofferingsgezindheid en waarachtig heldendom naar boven haalt en dat uit een dergelijke toewijding van gezond leven aan ziek leven vormen van uiterst reëel nut voor de gemeenschap voorgekomen zijn.”[69]
Wat er ook gebeurt, mensen zijn een doel-in-zichzelf. Mensen mogen niet worden beoordeeld op hun overlevingskans, ouderdom en dergelijke. En als er wordt gesproken over nut, dan wijst Bonhoeffer op de daden van de zorgverleners. Die laten door hun inzet zien dat iedereen het waard is om gered te worden.
3.4. Verantwoordelijkheid en plaatsvervanging
Met betrekking tot verantwoordelijkheid heeft Van den Heuvel zich op één concept uit Bonhoeffers Ethiek geconcentreerd, namelijk plaatsvervangend, representatief handelen. In het manuscript ‘De geschiedenis en het goede II’ wordt dit thema behandeld. De mens handelt verantwoordelijk in analogie van het verantwoordelijkheid nemen van God door mens te worden in Jezus Christus. Het verzet tegen het nationaalsocialisme was voor Bonhoeffer een plaatsvervangende actie, zoals ook Christus plaatsvervangend voor ons heeft geleefd.[70] Hoewel plaatsvervangende representatie in de eerste plaats een concept is met betrekking tot de relaties tussen mensen, maakt Bonhoeffer duidelijk dat het ook van toepassing kan zijn op dingen en een gang van zaken. Plaatsvervangende representatie kan een alternatief bieden voor de populaire opvatting van verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties in de zin van rentmeesterschap.[71] Bonhoeffers concept van plaatsvervangende representatie maakt het mogelijk om de verantwoordelijkheid voor de natuur toe te kennen aan de mens. Dit leidt mogelijk tot een radicale oproep om verantwoordelijkheid te nemen voor zowel de samenleving als voor een bedreigde planeet, aldus Van den Heuvel.[72]
3.5. De Mandaten
In Bonhoeffers Ethiek is de samenleving geordend in vier goddelijke mandaten, huwelijk en gezin, werk of arbeid dat in de teksten ‘cultuur’ wordt genoemd, kerk en staat.[73] De mandaten wilde Bonhoeffer oorspronkelijk als blauwdruk voor een nieuwe, naoorlogse samenleving laten dienen. Volgens Van den Heuvel hebben deze mandaten belangrijke hedendaagse relevantie voor de ethiek. Ze functioneren als een vorm van openbaring en als zodanig kunnen ze helpen onrechtvaardige structuren in de samenleving te ontmaskeren. Terwijl Bonhoeffer in zijn eigen tijd het concept gebruikte als een instrument om kritiek te leveren op een macht belust nationaalsocialisme, kan het ook helpen om de overweldigende dominantie van het werkmandaat (in de zin van neoliberale economie en consumentisme) te ontmaskeren die de andere drie mandaten – kerk, overheid en huwelijk en gezin – bedreigt en ondermijnt.[74] Bonhoeffers opvatting over de mandaten kan worden gezien als een concretisering van de manier waarop christenen hun leven op verantwoorde wijze kunnen leiden, door ze te helpen bij het onthullen van onrechtvaardige machtsstructuren.[75]
Hoofdstuk 4: Evaluatie van een theologische deugdethicus
Wat bracht Bonhoeffers Ethiek mij als ethicus? Voor mijn aanstaande scriptie ontwikkel ik een theologische deugdethiek. Jennifer Moberly heeft reeds onderzoek gedaan naar de specifieke aspecten uit Bonhoeffers Ethiek die verband houden met deugdethiek. Haar bevindingen zijn voor mij van belang. Na het lezen van Ethiek overweeg ik concepten uit het voorgaande en het huidige hoofdstuk te verwerken in mijn scriptie. Moberly betoogt dat Bonhoeffers antropologie met bijbehorende concepten van verantwoordelijkheid en plaatsvervanging, alsook zijn holistische opvatting van het menselijke leven, van belang zijn in zowel Ethiek als deugdethiek.
4.1. Antropologie, verantwoordelijkheid en plaatsvervanging
Bonhoeffer ziet mensen in hun verbondenheid met familie, vrienden, kerkgemeenschap en samenleving. Eerder wees ik op het ‘imago relationis’. In ‘De geschiedenis en het goede II’ beschrijft hij dat hij voor Christus voor mensen en voor mensen voor Christus staat. Jezus’ eigen leven is een plaatsvervangende representatie van de mensheid met een aanvaarding van schuld van een ander. Ook andere mensen mogen als plaatsvervangers leven. Het is volgens Moberly slechts mogelijk om voor anderen verantwoording af te leggen als je op één of andere manier bij elkaar hoort. Het concept van plaatsvervanging maakt duidelijk dat een ethische agent niet een afgezonderd individu is, maar een mens in relatie tot andere mensen. Alleen deugdethiek en relationele zorgethiek zijn gericht op de persoon van de agent en alleen in deze benaderingen worden onderlinge relaties en aangegane banden geduid.
4.2. Holistische opvatting van het menselijk leven
In ‘Ethiek als vormgeving’ ziet Bonhoeffer de persoon gevormd worden door een levensverhaal, met name door het levensverhaal van Jezus Christus. Hij werkt ook met andere narratieven zoals personages uit Shakespeare en Don Quichot. In ‘Het ‘ethische’ en ‘christelijke’ als thema’ spreekt Bonhoeffer over de stroom van het leven.
“Het ethische kan dit leven alleen maar vraagtekens achter zichzelf doen zetten, kan het alleen maar opdelen in talloze afzonderlijke beslissingen. De vloeiende beweging van het leven van ontvangenis tot graf is voor het ethische onbegrijpelijk, ‘voor-ethisch’.[76]
Dit is zowel kenmerkend voor de vorming door een levensverhaal als door een holistische opvatting over het menselijk leven in de tijd.[77] Deugdethiek gaat ook uit van de ontwikkeling van een persoon gedurende zijn gehele leven en laat alle afzonderlijke beslissingen onder het bereik vallen.
‘Het natuurlijke leven’ laat ook zien dat Bonhoeffer de ethiek op het gehele leven wilde betrekken. Het meest fundamentele recht op fysiek leven tot kwesties als lichamelijk genot en intellectueel genot, van reproductie en embryonaal leven tot euthanasie en zelfmoord, van de baarmoeder tot de dood en van de meest elementaire levensbehoeften tot vrije tijd en plezier, het gehele leven is inbegrepen in zijn ethische benadering. In ‘Het natuurlijke leven’ heeft zijn ethiek iets weg van levenskunst. Derhalve ben ik het met Moberly eens dat de betrekking van de ethiek op de totaliteit van het leven het makkelijkst is te relateren aan deugdethiek. Elk onderdeel van het leven wordt door de agent geleefd en moet als ethisch relevant worden beschouwd.[78]
4.3. Karaktervorming
Bonhoeffer spreekt ook over de actie als uitkomst van een vormingsproces dat hij aanduidt met 'gestaltung', in het Nederlands vertaald met vormgeving. Hij spreekt in ‘Ethiek als vormgeving’ over de vorm van Christus. Hij verwerpt uitdrukkelijk het beeld van de imitatie van Christus. Vormgeving gebeurt niet door te streven om te worden zoals Jezus. Het gaat eerder om de vorm van Jezus Christus die zelf sterk op ons drukt, zodat onze vorm wordt gestempeld door Zijn vorm. Toch is deze nadruk op vorming nauw verbonden met de deugdethiek en niet een andere ethiek. De agent en het karakter staan centraal.[79]
“Erger dan de slechte daad is het slecht-zijn. Erger is het wanneer een leugenaar de waarheid spreekt dan wanneer een liefhebber van de waarheid liegt, erger wanneer een mensenhater broederliefde betoont dan wanneer iemand die van mensen houdt een keer door haat overweldigd wordt. Beter dan de waarheid in de mond van een leugenaar is nog de leugen, beter dan de daad van broederliefde door de mensenhater is de haat. (…) De meest schitterende deugden van de afvallige zijn zwart als de nacht vergeleken bij de donkerste zwakheden van de betrouwbare.”[80]
Gelet op het hier boven genoemde citaat, acht Bonhoeffer het karakter van de agent van een veel groter belang dan zijn individuele daden. Karakter wordt gevormd door vele daden, zodat de twee lastig zijn te scheiden. Een voor de deugdethiek kenmerkende vraag is ‘Wat zou een deugdzaam persoon in deze situatie doen? Het enige voorbeeld voor Bonhoeffer is Jezus Christus, die immers de realiteit vormt. Deugdethiek heeft de deugdzame persoon als voorbeeld, Bonhoeffer heeft de theologische Christus als ‘vorm-beeld’ en wij krijgen Zijn ‘vorm-beeld’ door Zijn menswording, sterven en opstanding.
“Vormgeving is niet een zelfstandig proces of een zelfstandige toestand, die op een of andere manier losgemaakt kan worden van deze gestalte. Er is alleen sprake van vormgeving van en tot deze gestalte van Jezus Christus.”[81]
4.4. Deugden
Bonhoeffer heeft geen uitwerking van deugden. Er zijn wel noties van deugden te vinden in Ethiek, namelijk eenvoud en wijsheid.[82] Bonhoeffer maakte zich grote zorgen om de domheid van zijn tijdgenoten. Met domheid bedoelde hij niet het gebrek aan intellect, maar het gebrek aan waarnemingsvermogen. Deze domheid kon alleen worden verwijderd door een bevrijdende kijk op de werkelijkheid.[83] Alleen mensen die verantwoordelijk handelen, waren volgens Bonhoeffer in staat om het karakter van de wereld steeds opnieuw, steeds in de concrete situatie, te onthullen. Voorafgaand aan erkenning van verantwoordelijkheid gaat herkenning van de realiteit van de hedendaagse wereld. En daar is wijsheid voor nodig, maar ook eenvoud. Wijsheid en eenvoud vormen in Bonhoeffers denken een eenheid.
“Alleen wie eenvoud en wijsheid met elkaar kan verbinden, kan staande blijven. Maar wat is eenvoud? Wat is wijsheid? Hoe worden die twee één? Eenvoudig is wie omkering, verwarring en verdraaiing van alle begrippen van de eenvoudige waarheid van God in het oog houdt, (…) een mens met een ongedeeld hart. (…) Omdat de eenvoudige behalve naar God ook met een schuin oog naar de wereld kijkt, is hij in staat vrij en onbevangen de werkelijkheid van de wereld waar te nemen. Zo wordt eenvoud tot wijsheid. Wijs is, wie de werkelijkheid ziet zoals ze is, wie naar de grond der dingen ziet. Wijs is daarom alleen wie de werkelijkheid in God ziet. Kennis van de werkelijkheid is niet kennis van het uiterlijk gebeuren, maar aanschouwing van het wezen der dingen.”[84]
Eenvoud herkent de wil van God en maakt het mogelijk die te doen. De agent doet daarmee afstand van zijn eigen rechtvaardigheid. Eenvoud als een deugd is hier niet een bezit, maar een middel dat de juiste actie mogelijk maakt. Deze eenvoud stelt een mens in staat om ondanks de vele indrukken God en de wereld tegelijkertijd in Christus te zien. In 'De geschiedenis en het goede II' stelt Bonhoeffer dat de verantwoordelijke persoon in vrijheid moet handelen, zonder dekking van mensen of principes.
“De mens met een bepaalde verantwoordelijkheid is aangewezen op de concrete naaste in zijn concrete werkelijkheid. Zijn gedrag ligt niet van te voren en eens en voor altijd – principieel dus – vast, maar ontstaat vanuit de gegeven situatie. Er staat hem geen absoluut geldig principe ter beschikking, dat hij fanatiek tegen ieder verzet van de werkelijkheid zou hebben door te zetten, maar hij zoekt het in de gegeven situatie noodzakelijke, ‘gebodene’ te begrijpen en te doen. (…) Niet iets ‘absoluut goeds’ moet verwerkelijkt worden; veeleer behoort het tot de beperking die degene die verantwoordelijk handelt zichzelf moet opleggen, de voorkeur te geven aan het relatief betere boven het relatief slechtere en in te zien dat het ‘absoluut goede’ juist het slechtste kan zijn. De verantwoordelijke heeft niet een vreemde wet op te leggen aan de werkelijkheid, maar het handelen van de verantwoordelijke mens moet eerder gezien worden als in de ware zin van het woord ‘overeenkomstig de werkelijkheid’.”[85]
In het bovenstaande fragment kan ik bijna de Stoïcijnse manier van denken lezen over deugdzaam leven in overeenstemming met de werkelijkheid van de natuur. Natuurlijk gingen Stoïcijnen en Bonhoeffer wel uit van een verschillende werkelijkheid, maar de methode lijkt bijna analogisch gelezen te kunnen worden.
Gelet op het bovenstaande worden een aantal elementen uit Bonhoeffers Ethiek bevestigd door deugdethiek; de focus op de agent als gemeenschapswezen in onderlinge verbondenheid met andere personen, de duidelijke nadruk dat elk deel van het leven als moreel kan worden bezien, inclusief het dagelijks leven. Het meest opvallend is het thema 'Ethiek als vormgeving', met de nadruk op de agent die door Christus wordt gevormd tot Zijn vorm-beeld. Dit heeft weinig affiniteit met het verwerven van deugden, maar veel affiniteit met een beeld van Gods doordringende deugden in de gelovige. Dit is waarschijnlijk de manier waarop ik de deugden wil implementeren in mijn scriptie. Ten slotte zijn er bepaalde aspecten die in het denken van Bonhoeffer als deugd lijken te functioneren, namelijk eenvoud en wijsheid.[86]
Conclusie
Bonhoeffer schreef een theologische ethiek in dienst van de geschiedenis en de toekomst, niet als een academische oefening. Hij schreef als theoloog van de kerkelijke gemeenschap om het te helpen om op nieuwe manieren na te denken over de relatie van de kerk tot de samenleving en over de publieke verantwoordelijkheden van christenen.[87] Zoals ik hierboven heb aangetoond, was de noodzaak van Ethiek contextafhankelijk, maar is de relevantie van Ethiek contextoverschrijdend.
Natuurlijk heb ik veel meer van Bonhoeffers Ethiek geleerd dan een vergelijking met deugdethiek. Bonhoeffer heeft mij opnieuw laten zien dat de menswording van God – die ikzelf ook nog steeds als werkelijkheid beschouw – grootse gevolgen heeft, niet alleen voor de theologie, maar ook voor de werkelijkheid. Alles is onder de werkelijkheid te brengen; van corona-crisis tot dierenwelzijn. Als christenen zich willen bezighouden met de ethiek, kunnen zij niet ontkomen aan die omvattende werkelijkheid. Het beslaat ons gehele leven. Wanneer we ons dat realiseren zullen we verantwoordelijk, wijs en eenvoudig leren handelen naar het vorm-beeld van Christus. We zullen dit niet exclusief binnen de kerkmuren doen, maar als gemeenschap naast andere mede-samenzweerders tegen het onnatuurlijke in deze voorlaatste wereld.
Als we als christen heilig, dat is ‘voor God’, willen leven, kan ons dat er dan ooit van weerhouden om verantwoordelijk te handelen in Gods werkelijkheid? Moet er een keuze worden gemaakt tussen heilig en verantwoordelijk? Waarom kiezen we niet voor beide?
Literatuur
Bonhoeffer, Dietrich. Aanzetten voor een ethiek. Uitgebreide editie. Vertaald door Gerard Den Hertog en Wilken Veen. Utrecht: Kokboekcentrum Uitgevers, 2019.
Den Hertog, Gerard, en Wilken Veen. “Inleiding”. In Aanzetten voor een ethiek. Uitgebreide editie. Utrecht: Kokboekcentrum Uitgevers, 2019.
———. “Woord vooraf”. In Aanzetten voor een ethiek. Uitgebreide editie. Utrecht: Kokboekcentrum Uitgevers, 2019.
Green, Clifford. J. “Editor’s Introduction to the English Edition”. In Ethics, Vol. 6. Dietrich Bonhoeffer Works. Minneapolis: Fortress Press, 2009.
Metaxas, Eric. “Dietrich Bonhoeffer”. In Seven Men and Seven Women and the Secret of Their Greatness. Nashville, Tennessee: Nelson Books, 2016.
Moberly, Jennifer. The Virtue of Bonhoeffer’s Ethics. A Study of Dietrich Bonhoeffer’s Ethics in Relation to Virtue Ethics. Princeton Theological Monograph Series 194. Eugene, Oregon: Pickwick Publications, Wipf and Stock Publishers, 2013.
Tödt, Ilse, Heinz Eduard Tödt, Ernst Feil, en Clifford. J. Green. “Editors’ Afterword to the German Edition”. In Ethics, Vol. 6. Dietrich Bonhoeffer Works. Minneapolis: Fortress Press, 2009.
Van den Heuvel, Steven C. Bonhoeffer’s Christocentric Theology and Fundamental Debates in Environmental Ethics. Princeton Theological Monograph Series 217. Eugene, Oregon: Pickwick Publications, Wipf and Stock Publishers, 2017.
Van ’t Slot, Edward. Zondig dapper. Bonhoeffer over christelijk handelen. Utrecht: Kokboekcentrum Uitgevers, 2019.
[1] Gerard Den Hertog en Wilken Veen, “Inleiding”, in Aanzetten voor een ethiek. Uitgebreide editie (Utrecht: Kokboekcentrum Uitgevers, 2019), 13.
[2] Ilse Tödt e.a., “Editors’ Afterword to the German Edition”, in Ethics, vol. 6, Dietrich Bonhoeffer Works (Minneapolis: Fortress Press, 2009), 419–20.
[3] Den Hertog en Veen, “Inleiding”, 16.
[4] Clifford. J. Green, “Editor’s Introduction to the English Edition”, in Ethics, vol. 6, Dietrich Bonhoeffer Works (Minneapolis: Fortress Press, 2009), 3–4.
[5] Tödt e.a., “Editors’ Afterword to the German Edition”, 409–10.
[6] Edward Van ’t Slot, Zondig dapper. Bonhoeffer over christelijk handelen (Utrecht: Kokboekcentrum Uitgevers, 2019), 31.
[7] Van ’t Slot, 32.
[8] Green, “Editor’s Introduction to the English Edition”, 3–4.
[9] Green, 3–4.
[10] Tödt e.a., “Editors’ Afterword to the German Edition”, 410–11.
[11] Green, “Editor’s Introduction to the English Edition”, 18–19.
[12] Tödt e.a., “Editors’ Afterword to the German Edition”, 411–12.
[13] Van ’t Slot, Zondig dapper. Bonhoeffer over christelijk handelen, 21.
[14] Van ’t Slot, 22.
[15] Green, “Editor’s Introduction to the English Edition”, 14–16.
[16] Green, 4–5.
[17] Tödt e.a., “Editors’ Afterword to the German Edition”, 412–13.
[18] Tödt e.a., 419–21.
[19] Eric Metaxas, “Dietrich Bonhoeffer”, in Seven Men and Seven Women and the Secret of Their Greatness (Nashville, Tennessee: Nelson Books, 2016), 125.
[20] Metaxas, 126.
[21] Den Hertog en Veen, “Inleiding”, 12.
[22] Den Hertog en Veen, 13.
[23] Tödt e.a., “Editors’ Afterword to the German Edition”, 422–23.
[24] Metaxas, “Dietrich Bonhoeffer”, 127.
[25] Tödt e.a., “Editors’ Afterword to the German Edition”, 414–15.
[26] Tödt e.a., 423–27.
[27] Den Hertog en Veen, “Inleiding”, 13.
[28] Tödt e.a., “Editors’ Afterword to the German Edition”, 428.
[29] Tödt e.a., 415–18.
[30] Tödt e.a., 428–29.
[31] Den Hertog en Veen, “Inleiding”, 14.
[32] Van ’t Slot, Zondig dapper. Bonhoeffer over christelijk handelen, 50.
[33] Green, “Editor’s Introduction to the English Edition”, 5–6.
[34] Green, 6–7.
[35] Tödt e.a., “Editors’ Afterword to the German Edition”, 429–30.
[36] Van ’t Slot, Zondig dapper. Bonhoeffer over christelijk handelen, 109–111.
[37] Van ’t Slot, 113.
[38] Den Hertog is emeritus hoogleraar systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Veen is predikant voor leerhuiswerk bij de Protestantse Kerk van Amsterdam.
[39] Tödt e.a., “Editors’ Afterword to the German Edition”, 421–22.
[40] Dietrich Bonhoeffer, Aanzetten voor een ethiek. Uitgebreide editie, vertaald door Gerard Den Hertog en Wilken Veen (Utrecht: Kokboekcentrum Uitgevers, 2019), 60–61.
[41] Bonhoeffer, 74–75.
[42] Bonhoeffer, 76.
[43] Bonhoeffer, 77–81.
[44] Bonhoeffer, 283.
[45] Tödt e.a., “Editors’ Afterword to the German Edition”, 430–31.
[46] Bonhoeffer, Aanzetten voor een ethiek. Uitgebreide editie, 289.
[47] Bonhoeffer, 293.
[48] Bonhoeffer, 294–301.
[49] Gerard Den Hertog en Wilken Veen, “Woord vooraf”, in Aanzetten voor een ethiek. Uitgebreide editie (Utrecht: Kokboekcentrum Uitgevers, 2019), 7.
[50] Green, “Editor’s Introduction to the English Edition”, 25–26.
[51] Green, 26–27.
[52] Den Hertog en Veen, “Inleiding”, 15–16.
[53] Den Hertog en Veen, “Woord vooraf”, 9.
[54] Den Hertog en Veen, “Inleiding”, 14.
[55] Tödt e.a., “Editors’ Afterword to the German Edition”, 439–49.
[56] Steven C. Van den Heuvel, Bonhoeffer’s Christocentric Theology and Fundamental Debates in Environmental Ethics, Princeton Theological Monograph Series 217 (Eugene, Oregon: Pickwick Publications, Wipf and Stock Publishers, 2017), 262.
[57] Bonhoeffer, Aanzetten voor een ethiek. Uitgebreide editie, 39.
[58] Bonhoeffer, 42–44.
[59] Bonhoeffer, 48.
[60] Van den Heuvel, Bonhoeffer’s Christocentric Theology and Fundamental Debates in Environmental Ethics, 269–70.
[61] Van den Heuvel, 262–63.
[62] Van den Heuvel, 269–70.
[63] Van den Heuvel, 262–63.
[64] Van den Heuvel, 264.
[65] Tödt e.a., “Editors’ Afterword to the German Edition”, 431–32.
[66] Van den Heuvel, Bonhoeffer’s Christocentric Theology and Fundamental Debates in Environmental Ethics, 264–65.
[67] Green, “Editor’s Introduction to the English Edition”, 24.
[68] Bonhoeffer, Aanzetten voor een ethiek. Uitgebreide editie, 145.
[69] Bonhoeffer, 151.
[70] Green, “Editor’s Introduction to the English Edition”, 11–13.
[71] Van den Heuvel, Bonhoeffer’s Christocentric Theology and Fundamental Debates in Environmental Ethics, 267–68.
[72] Van den Heuvel, 271–72.
[73] Green, “Editor’s Introduction to the English Edition”, 17–18.
[74] Van den Heuvel, Bonhoeffer’s Christocentric Theology and Fundamental Debates in Environmental Ethics, 268–69.
[75] Van den Heuvel, 272–73.
[76] Bonhoeffer, Aanzetten voor een ethiek. Uitgebreide editie, 300.
[77] Jennifer Moberly, The Virtue of Bonhoeffer’s Ethics. A Study of Dietrich Bonhoeffer’s Ethics in Relation to Virtue Ethics, Princeton Theological Monograph Series 194 (Eugene, Oregon: Pickwick Publications, Wipf and Stock Publishers, 2013), 122–24.
[78] Moberly, 124–27.
[79] Moberly, 127–30.
[80] Bonhoeffer, Aanzetten voor een ethiek. Uitgebreide editie, 61–62.
[81] Bonhoeffer, 78.
[82] Moberly, The Virtue of Bonhoeffer’s Ethics. A Study of Dietrich Bonhoeffer’s Ethics in Relation to Virtue Ethics, 130–33.
[83] Tödt e.a., “Editors’ Afterword to the German Edition”, 432–33.
[84] Bonhoeffer, Aanzetten voor een ethiek. Uitgebreide editie, 64–65.
[85] Bonhoeffer, 203–4.
[86] Moberly, The Virtue of Bonhoeffer’s Ethics. A Study of Dietrich Bonhoeffer’s Ethics in Relation to Virtue Ethics, 138–40.
[87] Green, “Editor’s Introduction to the English Edition”, 9–10.
'