Methode
In dit artikel wil ik een beknopt beeld geven van wat voor soort situatie er in de intensieve veehouderijen bestaat, welke ervaringen de dieren daar hebben en in hoeverre die ervaringen al dan niet overeenkomen met hun natuurlijke vermogens en verlangens.
Ter ondersteuning van de verduurzaming van de landbouw heeft minister Schouten in 2018 Wageningen Research gevraagd om een overzicht te maken van de omvang en karakteristieken van de veesector. Daartoe behoren ook overwegingen over het dierenwelzijn van verschillende diersoorten in de intensieve veehouderijen.[1] Dit rapport is het meest recente rapport over de Nederlandse situatie van de veehouderijen. Soms komen daarin cijfers uit 2016 of 2017 naar voren. De meest recente cijfers zijn dan uit het genoemde jaartal. Ik ontleen aan dit rapport de aantallen boerderijdieren, het aandeel van biologisch producerende bedrijven en overwegingen over het welzijn van deze boerderijdieren. Ik benoem de welzijnsproblemen op hoofdlijnen.
Verder gebruik ik twee boeken van Jeffrey Moussaieff Masson (1941). Hij is een psychoanalyticus, auteur van talrijke boeken over het gevoelsleven van dieren en Honorary Fellow bij de afdeling wijsbegeerte van de Universiteit van Auckland in Nieuw-Zeeland. Masson is als gevolg van zijn studies over het gevoelsleven van dieren veganist geworden. In 2008 werd Masson directeur van dierenbeschermingsinstituut ‘Voiceless’. Masson schreef boeken met de titels ‘The Secret World of Farm Animals’[2] en ‘The Face on Your Plate’. In beide boeken wordt onder andere het gevoelsleven van de boerderijdieren in de intensieve voedselketen omschreven. Tevens kijkt hij naar de omgang van consumenten met dierlijk voedsel en hun bewustzijn van het welzijn van deze dieren. Overwegingen over het bewust zijn of het bewust worden van de situatie in de intensieve veehouderij vormen het laatste beschrijvende deel van dit hoofdstuk.
Het gevoelsleven van boerderijdieren
De boerderijdieren die Masson heeft bestudeerd, beschikken over diverse emoties. Jaak Panksepp, één van de bekendste neurowetenschappers in Amerika, stelt dat dieren net als mensen kunnen dromen, kunnen anticiperen op veranderende situaties, plezier kunnen beleven aan eten, en emoties bezitten als boosheid, angst, liefde, lust, zorgzaam ouderschap, rouw en blijdschap. Masson noemt daarnaast nog loyaliteit, vriendschap, somberheid en het vermogen om te lijden. Dieren hebben emoties, dat is evident.[3]
De boerderijdieren die nu in veehouderijen leven zijn weinig verwijderd van hun wilde voorouders. Zij hebben alle emoties die hun wilde voorouders in vrijheid hadden en hebben. Het beperken van de bewegingsvrijheid is volgens Masson pijnlijk voor boerderijdieren omdat hun emoties zijn aangepast op de verlangens die ze in het wild hebben ontwikkeld. Daar hadden de voorouders van boerderijdieren alle vrijheid om hun natuurlijke emoties te kunnen uiten. In de intensieve veehouderijen hebben deze dieren deze mogelijkheid, zoals hieronder zal blijken, slechts in zeer beperkte mate.[4]
Dieren zijn gelukkig als ze leven in omstandigheden waarbij ze de mogelijkheid hebben om hun natuurlijke emoties te uiten. De studie van de wilde voorouders van boerderijdieren kan ons veel leren over die natuurlijke emoties. Als we een dier weerhouden te leven conform zijn ontwikkeling in het wild, blokkeren we het geluk van het dier. Alle boerderijdieren hebben zich ontwikkeld op een manier dat zij gelukkig worden van de zorg voor hun jongen.[5] Een dier dat nieuw leven geeft en vervolgens geen uiting kan geven aan haar ouderlijke gevoelens, kan volgens Masson niet gelukkig zijn.
Dieren kunnen volgens Masson op een geavanceerde manier angst ervaren. In het wild waren boerderijdieren immers prooidieren. Angst was het belangrijkste gevoel om in het wild te kunnen overleven. Verder hebben dieren ver ontwikkelde gevoelens voor hun nakomelingen. Ze tonen zelfs gevoelens van liefde en compassie naar elkaar.[6] Ik zal hieronder nader ingaan op de situatie in de intensieve veehouderijen en het gevoelsleven van de drie diersoorten waartoe ik dit onderzoek heb beperkt.
Varkens en biggen
Rapportage Wageningen Research
Nederland heeft ongeveer 4.300 varkensbedrijven met op jaarbasis in totaal ongeveer 12,5 miljoen aanwezige varkens. Het aantal bedrijven met varkens neemt af, maar het gemiddeld aantal dieren per bedrijf neemt toe. De biologische varkenshouderij is een kleine bedrijfstak. In Nederland worden volgens Wageningen Research ongeveer 49.600 varkens, dat is 0,8% van het totale aantal varkens, gehouden als biologisch. 148 bedrijven zijn biologische varkenshouderijen, dat is 3,4% totaal aantal varkensbedrijven.[7]
Bij varkens is verveling en het niet kunnen uitoefenen van natuurlijk gedrag een belangrijke oorzaak van verminderd welzijn. In de meeste varkenshouderijen in Nederland worden vrijwel alle varkensstaarten gecoupeerd. Ongeveer 35% van de beerbiggen wordt nog gecastreerd. De sterfte van biggen bedraagt ongeveer 13,5%. De hoge worpgrootte kan een belangrijke reden hiervoor zijn. Kraamzeugen worden in een beperkte ruimte vastgezet, een zogenoemde kraambox, om doodliggen van biggen te voorkomen. Dragende zeugen worden in hun voeropname beperkt, zodat er een hongergevoel kan ontstaan. [8] Verder kunnen varkens problemen hebben met het lopen wat wordt veroorzaakt door osteochondrose[9]. Ook komen luchtwegproblemen en hittestress voor. Dat kan het gevolg zijn van een onvoldoende gereguleerd stalklimaat. De gasverdoving, die vóór het slachten wordt toegepast, kan aanleiding zijn voor benauwdheid voordat het bewustzijnsverlies optreedt.[10]
Het gevoelsleven van varkens en biggen
Masson stelt voor dat het doel van het leven van een varken simpelweg ‘een varken zijn’ is. Masson kijkt in zijn boek naar de wilde voorouder en de natuurlijke omstandigheden waaronder het wilde zwijn leeft en naar de varkens die onder natuurlijke omstandigheden in opvangorganisaties leven.[11]
De dieren zijn volgens Masson afstammelingen van het wilde zwijn dat zich 40.000 jaar geleden verspreid heeft over Eurazië. Het gedrag van het wilde zwijn lijkt veel op het gedrag van het gedomesticeerde varken.[12] Als een varken wordt vrijgelaten, neemt het snel weer de eigenschappen en uiterlijke kenmerken van de wilde voorouder over. Dit toont aan hoe dicht gedomesticeerde varkens nog bij wilde zwijnen staan.[13]
Mensen hebben veel gemeenschappelijk met varkens. Varkens zien kleuren en kunnen dromen. Net als mensen, wolven en honden zijn varkens sociale dieren. Biggen zijn gek op spel en zijn net als mensenkinderen dol op achter elkaar aan rennen, stoeien en rollen. Varkens zijn in staat om vriendschap te sluiten met andere dieren. Ze kunnen stemgeluiden laten horen en lichaamstaal laten zien. Ze hebben voorkeuren voor de leden van de groep bij wie ze graag slapen en met wie ze de dag doorbrengen. Sommige varkens selecteren hun ‘vrienden’ op basis van aankomst bij de boerderij of bij opvangorganisaties. Interactie onder varkens is onder andere waar te nemen door middel van bepaalde groeten, aanrakingen van de snuit en het op een bepaalde manier openen van de mond.[14]
Varkens houden van elkaars gezelschap. Ze proberen een ander varken te redden wanneer dat in moeilijkheden is.[15] Elk varken heeft een individuele persoonlijkheid. Sommige varkens zijn onafhankelijk en taai in hun karakter en lijken nare gebeurtenissen goed te kunnen verwerken. Andere varkens zijn zeer sensitief en hebben een aanleg voor somberheid en depressie.[16] Net als honden hebben varkens het vermogen om dankbaarheid te tonen. Varkens weten wanneer iemand het beste met hen voorheeft. Daardoor kunnen varkens wederkerigheid tonen. Net als honden herkennen varkens hun naam en kwispelen ze met hun staart wanneer ze gelukkig zijn.[17] Masson heeft personen geïnterviewd die samenleven met varkens. Zij spraken over varkens zoals andere mensen over honden spreken. Ze noemen ze intelligent, loyaal en aanhankelijk. Varkens kunnen ook hechten aan mensen. Masson noemt varkens ‘genereus emotioneel’.[18]
Varkens zijn net als mensen geneigd om extreme temperaturen te vermijden. Ze kunnen alleen zweten via de neus. Water is voor hen geen effectieve manier om af te koelen, omdat water snel verdampt. Modder geeft hen koelte zonder dat het snel verdampt. Daarom rollen varkens, net als zwijnen en olifanten in het wild, in modder om zichzelf te verkoelen. Modder beschermt varkens niet alleen tegen verbranding en oververhitting, maar ook tegen vliegen en parasieten. Varkens worden vanwege het modderrollen vaak beoordeeld als ‘smerige beesten’, maar dit komt niet overeen met de werkelijkheid. Een varken dat buiten kan leven zal nooit zijn behoefte doen op de plek waar hij eet of slaapt. Varkens willen graag hygiënisch zijn.[19]
Varkens geven blijk van hun angst voor de dood. Masson heeft veel werknemers van slachterijen geïnterviewd die stelden dat varkens er alles aan doen om te kunnen ontsnappen. Het leek daardoor dat zij hun naderende dood aanvoelden en daarop wilde anticiperen.[20]
Masson vergelijkt de natuurlijke verlangens van het varken met de omstandigheden in de intensieve veehouderijen. In de laatstgenoemde omgeving kunnen varkens slechts eten en slapen. Alle levenslust verdwijnt volgens Masson uit het varken. Ze zijn zodanig vetgemest dat ze amper op hun poten kunnen staan. Hun staarten worden in de praktijk nog regelmatig gedecoupeerd. Ze moeten slapen op een koude, harde vloer. In de kleine ruimten waar het varken staat, moet hij in zijn eigen uitwerpselen staan. Hun hygiëne is ontregeld doordat ze hun behoefte moeten doen op de plek waar ze ook eten en slapen. Zoals hierboven reeds uitgelegd, zou een varken in de natuur dit niet doen.
Biggen worden na drie weken bij hun moeder weggehaald. Ze worden vetgemest op koude, kale vloeren met metalen hekken eromheen.
Verder zijn varkens het slachtoffer van ziektes vanwege de dichtheid van het aantal dieren en de onhygiënische omstandigheden. Ze hebben geen strobed. Door de hiervoor omschreven omstandigheden worden de varkens neurotisch. Een uiting van de neurose is dat varkens op de metalen hekken bijten. Ze kunnen lijden aan stresssyndroom en hyperthermie. Hyperthermie wordt veroorzaakt door oververhitting.[21] De ziekte heeft een ernstigere lading dan het door Wageningen Research gebruikte woord ‘hittestress’. Hyperthermie kan leiden tot een hartstilstand. Daarnaast komen varkens in intensieve veehouderijen niet buiten, terwijl ze zich wel hebben ontwikkeld als buitendieren. Buiten kunnen ze op onderzoek uit, rondslenteren en hun natuurlijke omgeving omarmen. Als ze deze verlangens niet kunnen uiten, kunnen varkens geen welvarend leven leiden.[22]
Runderen en kalveren
Hieronder maak ik voor de rapportage van Wageningen Research onderscheid tussen melkvee, vleeskalveren en vleesvee. Omdat dit rapport nog verdere vragen voor mij opriep, heb ik aanvullend gebruik gemaakt van rapporten van Dier&Recht. Deze juridische organisatie zet zich in voor een betere rechtspositie voor dieren, betere wetgeving rondom dierenwelzijn, strengere handhaving bij overtredingen van wetten en een hoger nalevingsniveau van welzijnseisen.
Rapportage melkvee
In 2016 waren er in Nederland 17.910 melkveebedrijven. Dit aantal neemt elk jaar af. Het gemiddelde melkveebedrijf had in 2016 97 koeien. De 100 grootste bedrijven hadden gemiddeld bijna 500 melkkoeien. Eind 2017 waren er in Nederland ongeveer 1,7 miljoen melkkoeien. In dat jaar waren er ongeveer 490 biologische melkveebedrijven met gemiddeld 80 melkkoeien. Zij produceerden gezamenlijk ongeveer 1,6 % van de totale hoeveelheid geproduceerde melk.[23]
Problemen met dierenwelzijn van melkvee hebben te maken met ingrepen aan de runderen. Het gaat hier met name om onthoorning. Dit is het vernietigen van de aanleg voor hoorngroei bij het jonge kalf. Verder leidt het scheiden van koe en kalf direct na de geboorte en het ontbreken van verzorging van het jonge kalf tot vermindering van welzijn. Daarnaast speelt de inrichting van hun huisvesting een belangrijke rol. De vloeren zijn glad, het stalklimaat is niet altijd op orde en lig- en eetplaatsen zijn beperkt aanwezig.[24]
Ten slotte is het gehele jaar, dag en nacht, op stal houden van de koeien en het gebrek aan weidegang van de koeien nadelig voor hun welzijn. Schaalvergroting en intensivering zijn de redenen voor het vaker op stal houden van koeien. Daarbij is de verwachting dat ook het aantal koeien dat het hele jaar lang op stal zal staan zal groeien. Bij ongewijzigd beleid zal volgens Houkema en Schouten, onderzoekers in opdracht van Dier&Recht, in 2020 37% van de koeien het hele jaar lang op stal blijven. Ook zal het aantal uren in de wei voor koeien met weidegang nog verder afnemen. Weidegang heeft grote voordelen voor het welzijn, want het geeft meer ruimte voor natuurlijk gedrag. Bovendien heeft het voordelen voor de gezondheid van de koeien.[25]
Rapportage vleeskalveren
Er zijn ongeveer 960.000 plaatsen voor vleeskalveren in Nederland voor de productie van witvlees en rosévlees gezamenlijk. Er is een zeer beperkte productie van biologisch kalfsvlees, namelijk 0,2% van de bedrijven.[26] Voor wit kalfsvlees worden vleeskalveren gehouden op ongeveer 600.000 van het genoemde aantal plaatsen. Deze kalveren worden hoofdzakelijk met kalvermelk gevoerd. Dit is een kunstmatige melk op poederbasis. Daarnaast krijgen de kalveren zeer beperkt ruwvoer. Dier&Recht stelt hierover:
“Omdat hun vlees lichtgekleurd moet zijn, worden ze op een ijzerarm dieet gezet. Dit onnatuurlijke dieet veroorzaakt veel gezondheidsproblemen, zoals chronische maag- en darmstoornissen en bloedarmoede.”[27]
Witvleeskalveren worden doorgaans acht maanden na de geboorte geslacht. Voor rosévlees worden kalveren gehouden op de ongeveer 360.000 overige plaatsen. Zij krijgen een groter aandeel snijmaïs en andere ruwvoerproducten in hun rantsoen dan witvleeskalveren. Rosévleeskalveren worden geslacht als ze acht tot twaalf maanden oud zijn. [28] Dit is een fractie van de negen tot twaalf jaar die ze kunnen leven.[29]
Het ontbreken van weidegang en de huisvesting op gladde roostervloeren speelt naast het melkvee ook bij de vleeskalveren een belangrijke rol.[30] Dier&Recht biedt daarover meer informatie:
“Vleeskalveren worden hun leven lang gehouden op betonnen of houten roosters. Blankvleeskalveren, die op de leeftijd van 6 maanden al naar het slachthuis gaan, worden gehouden op houten roostervloeren. Rosékalveren worden iets ouder, zo’n 8 maanden (tot 12 maanden voor oudrosékalveren). Omdat deze kalveren zwaarder worden, leven zij op een betonnen roostervloer. (…) Op een natte vloer kunnen kalveren niet goed rusten. Maar de ligruimte van kalveren is standaard nat. Ook dat is niet zo moeilijk uit te leggen: de roostervloeren zijn nat en glibberig als gevolg van urine en mest. En aangezien de plek waar de kalveren staan (en mesten) ook meteen hun ligruimte is.”[31]
Problemen met het dierenwelzijn van vleeskalveren hebben ook te maken met het direct na de geboorte scheiden van moeder en kalf. Ook is de verzorging van de jonge kalveren niet altijd op orde. Soms zijn ze te licht van gewicht voor de marktvraag en worden deze lichte kalveren geëuthanaseerd.[32] De aandacht gaat dan naar de meer winstgevende dieren. Daarnaast gaan de jonge kalveren lange afstanden op transport en zijn de vervoersomstandigheden niet altijd op orde.[33]
Rapportage vleesvee
De vleesveehouderij is kleinschalig. In 2017 waren er 3.217 bedrijven met vleesvee geregistreerd. Zij hadden gezamenlijk 175.000 runderen voor de vleesproductie. Vleeskalveren zijn hierin niet meegenomen. Van dit aantal waren 59.000 vrouwelijke dieren ouder dan twee jaar en 52.000 stieren ouder dan een jaar. De overige runderen zijn vrouwelijke dieren jonger dan twee jaar en mannelijke dieren jonger dan een jaar. Zoogkoebedrijven hebben gemiddeld ongeveer 20 volwassen dieren. Het aandeel van biologische bedrijven voor vleesvee is niet bekend.[34]
Problemen met dierenwelzijn van vleesvee hebben onder meer te maken met afkalfproblemen en erfelijke aandoeningen. De twee zogenoemde luxe vleesrassen, Belgische Blauwe en Verbeterd Roodbont, zijn uitzonderlijk gespierd. De bekken van de koeien werden onbedoeld geleidelijk te nauw om het kalf langs een natuurlijke weg geboren te laten worden. Als gevolg hiervan moet het kalf met een keizersnede ter wereld worden gebracht. De luxe vleesrassen zijn relatief ingeteeld, omdat het hier om kleine populaties gaat. Dit leidt tot allerlei erfelijke aandoeningen.[35] De stieren van het vleesvee zijn bijvoorbeeld enorm gespierd waardoor ze amper kunnen lopen. Hun poten zijn namelijk niet bedoeld om zoveel gewicht te dragen.[36]
Het gevoelsleven van runderen en kalveren
Ongeveer 8.000 jaar geleden zijn koeien volgens Masson gedomesticeerd in het Midden-Oosten. Het domesticeren van deze dieren gaf de mensen een constantere toevoer van vlees en huiden. In de tijd daarvoor konden mensen deze dierlijke producten alleen verkrijgen door de jacht. Melk werd toen niet gedronken, want de wereldbevolking was lactose-intolerant.[37]
Alles in de natuur is er bij wilde runderen op gericht om het kalf te beschermen. Koeien bevallen in afzondering, zodat het kalf weinig opvalt voor roofdieren.[38] Koeien dragen net als mensen hun kalveren voor negen maanden. In de natuur geven ze hen negen tot twaalf maanden melk. Koeien zijn van nature beschermende moeders.[39] Koeien uiten duidelijk dat ze naar hun kalf toe willen door hard te loeien. Volgens Masson voelt de scheiding van moeder en kalf voor hen als rouwen.[40] Kalveren drinken vervolgens niet de melk die voor hen is bedoeld, maar zoals hierboven aangegeven een kunstmelk op poederbasis.[41] De melkkoe wordt de achtereenvolgende jaren intensief gemolken. Ze wordt steeds kunstmatig bezwangerd om haar melkproductie gaande te houden. De koe veroudert snel, want de productie van melk en het gemolken worden kost haar veel energie. Een koe produceert tien keer meer melk dan dat een kalf van haar nodig heeft. Als ze niet zo intensief gemolken zou worden, zou ze langer kunnen leven.[42]
Gebleken is dat koeien een groot brein hebben en dromen wanneer ze slapen.[43] Koeien herkennen elkaar aan hun geur en kunnen uit hun geur hun stemming aflezen.[44] Koeien zijn kuddedieren. Dit betekent dat ze een sociale interactie met elkaar hebben. Daarnaast staan ze open voor interactie met mensen. Daarom was het mogelijk om runderen te domesticeren. Het zit in hun instinct om samen te werken en om vriendelijk te zijn tegen andere wezens.[45] Koeien zijn zich bewust van de dood. Als koeien zien dat leden uit hun kudde worden geslacht, trillen en schudden ze. Op die manier kunnen we volgens Masson zien dat ze op dat moment doodsbang zijn.[46] Wanneer ze in een donkere ruimte naar het slachthuis worden vervoerd, raken ze in paniek.[47]
Verder is zichtbaar dat koeien uit de intensieve melkveehouderijen vaak lijden aan schade aan hun poten. Zoals hierboven uitgelegd komt dit mede door het gebrek aan weidegang. Dit veroorzaakt volgens Masson veel pijn.[48]
Leghennen en vleeskuikens
Leghennen
Het aantal bedrijven met leghennen neemt af en de gemiddelde bedrijfsgrootte neemt toe. Er waren in 2017 ongeveer 900 bedrijven met gemiddeld 40.000 hennen. Het totaal aantal leghennen vertoont een licht stijgende trend en is boven de 35 miljoen uitgekomen. De biologische legpluimveehouderij is ten opzichte van andere biologische veehouderijsectoren relatief groot. Het CBS geeft aan, dat er in 2017 3,3 miljoen kippen biologisch werden gehouden, op 237 bedrijven. Echter, daar zijn biologische bedrijven die pluimvee als neventak hebben en dan vaak minder dan 300 dieren hebben bij inbegrepen. Zulke bedrijven worden niet meegenomen bij de statistieken over volwaardige pluimveebedrijven. Er zijn naar schatting 140 biologische leghenbedrijven met leghennen als hoofdtak.[49]
Problemen met dierenwelzijn van leghennen hebben te maken met de volgende zaken. Vleugelbreuk en borstbeenbeschadigingen zijn risicofactoren bij volièresystemen. Volièresystemen zijn een soort stellingen waardoor er in minder ruimte meer kippen boven elkaar kunnen plaatsnemen. Verder veroorzaakt vogelmijt welzijnsproblemen door de jeuk en bloedarmoede die het bij de hennen teweegbrengt. Op diverse bedrijven met vrije uitloop is predatie door roofvogels en vossen een probleem. Het vangen, laden en transport naar de slachterij van uitgelegde hennen leidt bovendien tot kneuzingen, breuken of ontwrichtingen. Ook de lengte van het transport gaat ten koste van het welzijn van de dieren.[50]
Vleeskuikens
In ongeveer 200 vermeerderingsbedrijven met ongeveer 6 miljoen dierplaatsen worden jaarlijks ongeveer 1 miljard broedeieren voor de vleeskuikenproductie geproduceerd. In zeventien boerderijen worden jaarlijks gezamenlijk ongeveer 540 miljoen kuikens uitgebroed. 600 vleeskuikenbedrijven met 49 miljoen dierplaatsen leveren jaarlijks 395 miljoen vleeskuikens aan slachterijen in Nederland. Dit gebeurt in zes tot acht rondes, want een vleeskuiken leeft gemiddeld zes weken. Het aandeel biologische vleeskuikens is minder dan 0,5% van de totale productie.[51]
Problemen met dierenwelzijn van vleeskuikens hebben te maken met het streng rantsoeneren van voeropname. Dit kan leiden tot een hongergevoel en, omdat het voer snel op is, tot frustratie. Verder veroorzaakt de zeer snelle groei van de kuikens loopstoornissen. Problematiek rondom het vangen en transporteren speelt ook bij deze kuikens een rol. De prikkelarme omgeving en een hoge bezettingsgraad kan leiden tot frustratie bij de vleeskuikens.[52]
Nat strooisel leidt tot voetzoollaesies, pijnlijke ontstekingen aan de pootjes, en borstblaren. Dat kan allerlei oorzaken hebben, bijvoorbeeld onvoldoende ventilatie of lekkages. Volgens de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) zijn deze ontstekingen een goede graadmeter voor de mate van dierenwelzijn in vleeskuikenstallen. Bij vier op de tien vleeskuikenbedrijven zijn vorig jaar overtredingen vastgesteld, zegt de NVWA op basis van een steekproef.[53]
Het gevoelsleven van kippen
Masson noemt twee mogelijke verklaringen voor de domesticatie van kippen. Ten eerste is het mogelijk dat mensen duizenden jaren geleden verlaten nesten meenamen. De kuikens zouden de mensen vervolgens erkennen als ouders en bij hen in de buurt blijven. Een andere theorie voor oorspronkelijke domesticatie is dat de haan als wekker kon worden gebruikt voor het dagelijkse ritme van de landbouwer.[54]
Het rode kamhoen, ‘Gallus gallus’, is de voorouder van de gedomesticeerde kip. Deze kamhoenen besteden veel tijd aan het weghalen van het bladerdek om hun favoriete voeding, namelijk zaden, te kunnen vinden en eten. Ook de kippen in de intensieve veehouderijen vertonen dit gedrag, maar tevergeefs. Er is volgens Masson nauwelijks een verschil tussen het gedrag van de gedomesticeerde kip en haar wilde variant.[55] Als we in onze eigen omgeving willen zien hoe een kip zou moeten leven, kunnen we volgens Masson naar de fazant kijken.
Kippen die de ruimte hebben, nemen dagelijks of om de dag een stofbad of zandbad. Ze maken een kuil in de grond en verspreiden zand en stof over hun verenkleed. Daarna schudden ze zich uit. Hiermee verwijderen ze overtollig vet en ontdoen ze zich van luizen, vlooien en mijten. Door het fijne zand gaan deze parasieten dood.[56] Het instinct om in stof te baden is zodanig sterk dat kippen waar ze niet kunnen stofbaden toch de bedoelde bewegingen vertonen. Ze gedragen zich alsof ze buiten zijn.[57]
Kippen en hanen zijn in staat om via verschillende geluiden met elkaar boodschappen uit te wisselen, bijvoorbeeld over voedsel, gevaar, angst, verlangen, frustratie, dominantie en verzoening. Hanen roepen hun favoriete hen als eerst wanneer ze voedsel vinden. Kippen doen hetzelfde bij hun kuikens.[58] Zowel de wilde als de gedomesticeerde biologische haan roepen de kippen aan het einde van de dag op om plaats te nemen in een boom, zodat ze zijn afgeschut voor roofdieren. Ik woon zelf in de buurt van een erf waarop hennen en een haan vrij rondlopen en ik ben getuige geweest van dit tafereel. Het is een sociale en ordelijke activiteit.
Een andere natuurlijke drang van de kip is het vormen van een natuurlijk nest.[59] Masson beschrijft verschillende anekdotes van beschadigde kippen die uit de intensieve veehouderij kwamen en weer werden opgenomen door kippen in een opvangboerderij.[60] Ze zijn snel geneigd om een nest te bouwen en het verloren verendeken groeit ook weer aan.[61] Bevrijdde hennen klimmen daarnaast weer snel in bomen. Ze hebben hun voorouderlijke genen nog en zijn zelfs na een leven in de intensieve veehouderijen in staat om conform hun natuurlijke verlangens te floreren. Gelet hierop zijn kippen veerkrachtige dieren. Eenmaal bevrijd uit de intensieve veehouderij zijn ze in staat om de werknemers van opvangboerderijen te herkennen en zich aan hen te hechten.[62]
Voorafgaand aan de geboorte is het kuiken al in staat om geluiden te maken over de temperatuur in het ei. De moederkip reageert daar vervolgens op. Daardoor zijn het kuiken en de hen al voor de geboorte van het kuiken gewend aan elkaars stemgeluid en is er een band ontstaan.[63] Kippen leren na de geboorte aan hun jongeren wat wel een niet eetbaar is.[64] Dit toont betrokkenheid bij de opvoeding van de kuikens.
Vleeskuikens in de intensieve veehouderijen groeien tweemaal zo snel als normaal.[65] Wilde hennen leggen niet zoveel eieren als hun soortgenoten in de intensieve veehouderijen. In de intensieve veehouderijen blijft het licht aan zodat kippen tweemaal zo snel het hormoon aanmaken waardoor ze eieren gaan leggen. Ze leven in gecontroleerde omstandigheden waarin zon, wind en regen afwezig zijn, evenals insecten die ze graag eten. In de intensieve veehouderijen worden middelen toegevoegd om hun eetlust te bevorderen.[66] Masson stelt:
“In the wild, both hen and cock elude their enemies, form intense friendships, protect their brood, and greet the golden dawn with a burst of song. This is how chickens and roosters were meant to live. We, I believe, were meant to protect this life, and to take delight in knowing about it and from time to time catching a glimpse of the joy of pure wildness. It seems a particular cruelty to take a bird designed by nature to live in the wild in a state of wary neighbourliness with other birds and confine her (…), deprive her of her ability to give birth in the manner she evolved to do so, destroy all family bonds, shorten her life by more than half (…).”[67]
Over welzijn en verzwijging
In het bovenstaande heb ik beschreven hoeveel dieren per jaar in Nederland gehouden en geslacht worden in de intensieve voedselketen. Ik heb mij daarbij beperkt tot de drie bekendste soorten. Verder ben ik ingegaan op de emoties en gevoelen die de dieren in het wild hebben en uiten, en heb ik gekeken welke problemen ontstaan in het welzijn van de dieren als ze leven in een intensieve veehouderij. In een intensieve veehouderij wordt hun gevoelsuiting veelal geblokkeerd en dat tot vermindering van hun welzijn.
Het welzijn van het dier is vast te stellen, al is die vaststelling wel afhankelijk van ons vermogen om ons in de situatie van het dier te verplaatsen. Gesteld kan worden dat het welzijn van een dier optimaal is als het dier kan leven conform zijn eigen natuur. Het leven conform de eigen natuur - de eigen capaciteiten of vermogens en de verlangens - verschilt per soort. Dit betekent echter niet dat hun welzijn een geheim voor ons blijft. Het is bijvoorbeeld evident dat een kip conform de eigen natuur leeft als het buiten een stofbad kan nemen, of als een koe voor een kalf kan zorgen. Een mens is niet gelukkig als hij niet conform zijn of haar natuur kan leven. Dit geldt net zo goed voor dieren.[68]
Wetenschappers zijn het volgens Masson met elkaar eens dat dierenleed samenhangt met de natuurlijke behoeften van het dier. Als die natuurlijke behoeften worden gefrustreerd, bijvoorbeeld door gevangenschap, is er sprake van verminderd welzijn of leed.[69] Er is nog weinig geschreven over het gevoelsleven van boerderijdieren. Het is van belang dat er meer onderzoek naar dit gevoelsleven wordt gedaan, zodat er beter onderbouwde morele keuzes kunnen worden gemaakt.[70]
Mensen die deze gevoelens benadrukken worden beschuldigd van antropomorfisme. Dit betekent dat een persoon de uitingen van een dier teveel als de uitingen van een mens interpreteert.[71] Antropomorfisme is volgens Masson echter niet de reden dat mensen vegetariër of veganist worden. Deze personen hebben volgens Masson een besef dat ze ‘in denial’ hebben geleefd. Dit woord laat zich het beste vertalen met ‘ontkenning’.
Masson beschrijft dat we het vermogen hebben om het lijden van een dier te kunnen inbeelden. Daarnaast hebben we ook het vermogen om niet te willen reflecteren op dat lijden. Doordat we kunnen kiezen tussen inbeelden en ontkennen, valt de keuze helaas vaak op het laatste. We weigeren onze empathie toe te passen op deze schepsels. We ontkennen de noodzaak.[72] Masson betoogt dat ontkenning een specifiek psychisch verdedigingsmechanisme is tegen een overweldigende realiteit. We hebben het ooit ontwikkeld als instrument om te kunnen overleven.[73] Het lijkt op een verschijnsel dat in de psychologie ‘repressie’ wordt genoemd. We verdrukken de realiteit die we niet aankunnen. Ontkenning hoeft echter niet bewust te gebeuren. We zijn ons namelijk niet altijd bewust van het vermijden van een realiteit.[74]
Daarnaast is het bestaan van een alternatieve realiteit niet vreemd. De realiteit waarmee we opgroeien is een wereld van platenboeken van idyllische boerderijen en de situatie op de kinderboerderij. Op deze plaatsen zien we een harmonie tussen mens en dier. De eerste keer dat we in aanraking komen met de realiteit van intensieve veehouderijen en slachthuizen is als een ontwaken uit een droom die te goed was om waar te zijn.
Een andere manier van ontkenning van de realiteit is het verwijzen naar het kleine aandeel van biologische veehouderijen.[75] ‘Op die boerderijen gaat het toch wel goed?’, wordt soms gevraagd. Ten slotte is ‘verpakking’ ook een vorm van ontkenning. Zowel de verpakkingen in de supermarkt als ons taalgebruik maken het lastig om vlees als een dier te herkennen. We spreken van ‘spek’ in plaats van ‘varken’ en ‘biefstuk’ in plaats van ‘koe’. Zelfs ‘slachten’ wordt in het publieke discours tegenwoordig al regelmatig vervangen met ‘euthanaseren’, alsof het doden van deze dieren een daad van genade is.[76]
Van deze ontkenning en verzwijging profiteert zowel de vleesindustrie als de consument, omdat een verandering dan niet nodig is. Verzwijging van de realiteit in intensieve veehouderijen kan er bijvoorbeeld bij consumenten toe leiden dat ze door blijven gaan met het eten van dieren. Toch is het in het belang van de boerderijdieren om het lijden te herkennen en te erkennen. Hoe kunnen we zorgen dat we ons vermogen om empathie en compassie te tonen aan mensen kunnen uitbreiden naar dieren? Een belangrijk vereiste voor deze uitbreiding is kennis van het lijden.
[1] Geert Van der Peet e.a., ‘Feiten en cijfers over de Nederlandse veehouderijsectoren 2018’ (Wageningen: Wageningen Livestock Research, december 2018), 3, https://research.wur.nl/en/publications/19874a86-8676-4510-8c48-776b9796a81e.
[2] Jeffrey Moussaieff Masson, Secret World of Farm Animals (London: Vintage, 2019).
[3] Masson, 209.
[4] Masson, 1.
[5] Masson, 2.
[6] Masson, 12–13.
[7] Van der Peet e.a., ‘Feiten en cijfers over de Nederlandse veehouderijsectoren 2018’, 43–44.
[8] Van der Peet e.a., 55.
[9] Osteochondrose is een gewrichtsaandoening die ontstaat wanneer tijdens de groei de botopbouw uit kraakbeen wordt verstoord. Als varkens te hard groeien, kan de aanleg van kleine bloedvaten achterblijven. Daardoor komt er te weinig bloed bij het kraakbeen om bot te vormen. Er ontstaan zo defecten aan gewrichten.
[10] Van der Peet e.a., ‘Feiten en cijfers over de Nederlandse veehouderijsectoren 2018’, 55.
[11] Masson, Secret World of Farm Animals, 35.
[12] Masson, 27.
[13] Masson, 41.
[14] Masson, 20.
[15] Masson, 28.
[16] Masson, 25.
[17] Masson, 26.
[18] Masson, 52–53.
[19] Masson, 21.
[20] Masson, 24.
[21] Masson, 38–39.
[22] Masson, 40.
[23] Van der Peet e.a., ‘Feiten en cijfers over de Nederlandse veehouderijsectoren 2018’, 12–13.
[24] Van der Peet e.a., 27.
[25] René Houkema en Frederieke Schouten, ‘Het belang van weidegang. Update 2016’ (Amsterdam: Dier&Recht, juni 2016), 2, https://www.dierenrecht.nl/sites/dierenrecht.nl/files/field/attachment/dierenrecht-hetbelangvanweidegangupdate2016.pdf.
[26] Van der Peet e.a., ‘Feiten en cijfers over de Nederlandse veehouderijsectoren 2018’, 28–29.
[27] ‘Pas op: koop geen verborgen dierenleed bij de groothandel!’, Dier&Recht, 20 april 2020, https://www.dierenrecht.nl/nieuwsartikelen/pas-op-koop-geen-verborgen-dierenleed-bij-groothandel.
[28] Van der Peet e.a., ‘Feiten en cijfers over de Nederlandse veehouderijsectoren 2018’, 28–29.
[29] Masson, Secret World of Farm Animals, 138.
[30] Van der Peet e.a., ‘Feiten en cijfers over de Nederlandse veehouderijsectoren 2018’, 36.
[31] ‘Rechtszaak tegen kalverleed: roosters zijn schadelijk, oncomfortabel en vies’, Dier&Recht, 24 juli 2020, https://www.dierenrecht.nl/nieuwsartikelen/rechtszaak-tegen-kalverleed-roosters-zijn-schadelijk-oncomfortabel-en-vies.
[32] ‘Euthanasie van lichte kalveren’ (Amsterdam: Dier&Recht, 3 maart 2016), 3, https://www.dierenrecht.nl/sites/dierenrecht.nl/files/field/attachment/dierenrecht-rapport-euthanasievanlichtekalveren.pdf.
[33] ‘Grenzeloos kalverleed. Zuigelingen op transport’ (Amsterdam: Dier&Recht, juni 2020), https://www.dierenrecht.nl/sites/dierenrecht.nl/files/field/attachment/dierenrecht-rapportkalverleedtransport2020.pdf.
[34] Van der Peet e.a., ‘Feiten en cijfers over de Nederlandse veehouderijsectoren 2018’, 38.
[35] Van der Peet e.a., 42.
[36] Masson, Secret World of Farm Animals, 157.
[37] Masson, 154–55.
[38] Masson, 146.
[39] Masson, 135.
[40] Masson, 139.
[41] Masson, 137.
[42] Masson, 2.
[43] Masson, 156.
[44] Masson, 135.
[45] Masson, 146.
[46] Masson, 153.
[47] Masson, 206.
[48] Masson, 151–52.
[49] Van der Peet e.a., ‘Feiten en cijfers over de Nederlandse veehouderijsectoren 2018’, 56–57.
[50] Van der Peet e.a., 67.
[51] Van der Peet e.a., 69.
[52] Van der Peet e.a., 79–80.
[53] ‘Vier op de tien vleeskuikenbedrijven in overtreding, zegt de NVWA’, nos.nl, 4 augustus 2020, https://nos.nl/l/2342844.
[54] Masson, Secret World of Farm Animals, 71–73.
[55] Masson, 76.
[56] ‘Stofbad’, Levende Have. Landelijk kennisnetwerk van houders van boerderijdieren, geraadpleegd 23 juli 2020, https://www.levendehave.nl/dierenwikis/pluimvee/stofbad.
[57] Masson, Secret World of Farm Animals, 61.
[58] Masson, 63–64.
[59] Masson, 65.
[60] Masson, 83.
[61] Masson, 79.
[62] Masson, 87–88.
[63] Masson, 65.
[64] Masson, 67.
[65] Masson, 67.
[66] Masson, 91.
[67] Masson, 95.
[68] Masson, 205.
[69] Masson, 207.
[70] Masson, 208.
[71] Masson, 144.
[72] Jeffrey Moussaieff Masson, The Face on Your Plate. The Truth about Food (New York; London: W.W. Norton & Company, 2010), 143.
[73] Masson, 153.
[74] Masson, 154–55.
[75] Masson, 162.
[76] Masson, 163.