Afgelopen donderdag hadden de honoursstudenten van onze Hogeschool een thema-avond over flitsbezorging. Op een bepaald moment op de avond mochten zij een deskundige via Teams inbellen om hen te helpen beter na te denken over dit onderwerp. Ik was gevraagd om een groepje te begeleiden als ethicus en de gespreksleider van een klein moreel beraad. Normaal neemt een moreel beraad anderhalf tot twee uur per casus in beslag. In flitsvorm heb ik met de studenten een moreel beraad van een half uur proberen te houden. Hieronder schrijf ik over de resultaten.
Allereerst liet ik de participanten de casus beschrijven. Zij gaven een overzicht van een aantal feiten en gevoelens over de flitsbezorging. Ik vroeg hen naar het hittepunt in de casus. Waar hebben jullie moeite mee? Flitsbezorging vonden ze onnodig. Ze vreesden ervoor dat consumenten ongeduldiger zouden worden en het fenomeen zou kunnen leiden tot nog meer consumeren. Bovendien hadden sommigen al een aanvaring gehad met een flitsbezorger in het verkeer en ervoeren zij soms flitsbezorgers als een gevaar op de weg. Waar consumenten normaliter de tijd nemen om naar de winkel te gaan, hetgeen ook goed is voor hun conditie, laten ze via deze mogelijkheid meer goederen thuisbezorgen. Mogelijk leidt dit tot luiheid, ook bij jongeren die nog niet zo goed zelf hun grenzen kunnen stellen, maar wel van deze dienst gebruik kunnen maken. Andere zaken die meespeelden voor de participanten zijn de hedendaagse context van ongeremde verwachtingen en maakbaarheid.
Ik vroeg hen ook of zij flitsbezorging nog met positieve argumenten konden associëren. Een participant gaf aan dat flitsbezorging ook juist tegen impulsaankopen in de winkel kan werken, omdat je mogelijk alleen de goederen bestelt die je echt nodig hebt. Ook biedt de praktijk werkgelegenheid onder jongeren.
Een tweede onderdeel van dit morele beraad was het formuleren van de morele vraag. We kwamen op de vraag: “Wil ik als consument goederen laten leveren door middel van flitsbezorgen?”. We kozen niet voor een vraag over het vanuit overheidswege toelaten of verbieden van deze praktijk. Participanten gaven aan “Its a free country”, en wilden vooral graag weten hoe en waarom zij hier zelf bepaalde beslissingen over nemen. Het morele beraad zou derhalve vooral structuur geven aan hun morele overwegingen.
Het derde onderdeel bestond uit het verkennen van de perspectieven vanuit de ethiek. Ik besprak met de participanten vanuit de deontologie, het consequentialisme en de deugdethiek wat morele normen, gevolgen van een handeling en ten slotte wat deugden, of karaktertrekken zijn. Participanten noemden normen als ‘goede omgang met elkaar in het verkeer’, en ‘geen overlast veroorzaken’. Daarnaast was een juiste omgang met het budget voor één van de participanten een belangrijke norm. Ook noemden participanten met betrekking tot de werkgelegenheid van jongeren de norm ‘goed werkgeverschap’. De participant had namelijk gehoord dat de jonge werknemers onder zeer hoge druk moeten presteren. Als deugden noemden zij een aantal karaktertrekken die zij graag in het kader van ‘consuminderen’ zouden beheersen, zoals geduld, matigheid of zelfbeheersing.
Vervolgens verkenden wij de alternatieven van de twee opties; wel of niet participeren. Is er zoiets als een gulden middenweg? Een van de participanten opperde het idee dat je kan meeliften met de bestelling van andere gezinsleden of huisgenoten. Meedoen met hun bestelling zou vooral praktisch kunnen zijn en hun handelen zou minder negatieve gevolgen hebben, met name op het gebied van verkeersbewegingen. Een andere student merkte op dat dit alternatief wel in strijd zou zijn met de norm of de plicht, je doet immers iets consequent wel of niet. Ik vertelde dat die laatste overweging aansluit bij opvattingen uit de deontologie. Een van de participanten kwam juist met strengere alternatieven, als wanneer je zelf naar de winkel gaat, je ook boodschappen meeneemt voor gezinsleden of huisgenoten, zodat je daarmee hun bestellingen ook beperkt of voorkomt.
Ik vroeg hen als vijfde stap een individuele afweging te laten maken aan de hand van de besproken opties. Ik vroeg hen daarvoor de volgende formule te gebruiken: “Het is moreel juist dat ik voor A, B, of een alternatief kies vanwege deze normen, gevolgen, of deugden”. Participanten kregen hiervoor een moment de tijd om dit antwoord te formuleren en op de teamschat te plakken. Het is van belang dat participanten gelijktijdig hun antwoord plakken en verzenden, zodat ze niet door elkaar worden beïnvloed, maar dat het een authentieke individuele beslissing is.
Als zesde stap werden de uitkomsten met elkaar vergeleken. Alle participanten kozen voor optie A van de dilemmavraag, namelijk niet goederen laten leveren door middel van flitsbezorgen. Voor één participant gaven genoemde deugden, geduld en zelfbeheersing, de doorslag. Voor een andere participant vormden de normen over geldbesteding en verkeersveiligheid het zwaartepunt. Bij alle participanten speelden het voorkomen van ongeremde verwachtingen en het voorkomen van vertrouwen in verdere maakbaarheid in de samenleving een rol. Zij wilden zich liever verder ontwikkelen op het gebied van consuminderen.
Aan het einde evalueerde ik het gesprek met de participanten. Ze waren positief. Zij vonden het prettig om een dergelijk gesprek te voeren met behulp van een ethicus of ‘gespreksleider moreel beraad’. Een dergelijk gesprek structureert de veelheid van gevoelens en argumenten en het verdiept de onderliggende redenen voor een gekozen handeling. De morele vraag wordt helder en argumenten worden scherper geformuleerd, aldus de participanten. Mij werd aangeraden deze vorm ook in het juridisch onderwijs te gebruiken, althans op plaatsen waar morele dilemma’s een rol kunnen spelen. Ik gaf aan dat we hier mee bezig zijn en bedankte de studenten voor het gesprek. Ze waren goed in staat de vorm en inhoud terug te koppelen in het plenaire gesprek van de honoursavond. Ik vond het interessant om deel te zijn van dit programma.