Wat is echt? Vraagt u het zichzelf nog wel eens af? Het is een vraag die filosofen millennia lang heeft geplaagd. Plato vormde voor zichzelf een werkelijkheidsidee. Deze wereld was volgens hem slechts een schaduw van de wereld van Gods ideeën. Het is een vraag die wetenschappers grote vooruitgang deed boeken, omdat zij achter de werkelijkheid die hen eeuwenlang werd voorgehouden onderzoek gingen doen.
Tegenwoordig wordt de vraag weer gesteld. Is het nieuws echt, of is het ‘fake’? Wat is de wereld achter hetgeen we consumeren? Is onze kleding eerlijk geproduceerd? Zijn de dieren die ons in ons voedsel voorzien goed behandeld? Wat is echt; het plaatje dat ons gepresenteerd wordt, of zit er een wereld achter?
Dietrich Bonhoeffer werd verzocht om tijdens de Tweede Wereldoorlog een christelijke ethiek te schrijven. De allereerste vraag die hij stelt is: “Wat is echt?” en niet: ”Wat is goed?”. Echtheid is volgens Bonhoeffer geen waarneembare werkelijkheid, het is de werkelijkheid van de verzoening van God met de wereld in Jezus Christus. Bonhoeffers belangrijkste vervolgvraag is: “Hoe kan ik deelhebben aan deze werkelijkheid?”.
De werkelijkheidsvraag is klaarblijkelijk niet alleen een vraag van de wetenschap, maar ook een vraag van moraliteit. Naast dat we de schepping leren doorgronden, wil Christus ook openbaar worden in zijn schepping. Dit is een groots idee. Als Gods werkelijkheid namelijk zichtbaar kan worden in ons handelen, betekent dat wanneer wij aan zijn verzoenende werkelijkheid deelhebben, er mooie dingen staan te gebeuren.
Christelijke ethiek omvat de gehele schepping, aldus Bonhoeffer. Daarom kunnen we de werkelijkheid van deze wereld niet zonder de werkelijkheid van God ervaren. ‘Consument’ en ‘christen’ zijn in één persoon niet van elkaar te scheiden; beide zijn deel van de verzoenende werkelijkheid van God.